de bib en de wereldeconomie jaren uitgedragen standpunt van de BIB. Hiervan is het hoofdmotief een krach tige aanpak van de inflatie tot in de wor tels. Dit houdt in een gerichte lange ter- mijnpolitiek en het afzien van een korte termijnbeleid op ad-hocbasis. Een re strictief monetair en begrotingsbeleid zal hierbij de spil vormen, terwijl het be leid ten aanzien van de inkomens zal zijn afgeleid. Het terugbrengen van de inflatie tot een aanvaardbaar niveau zal gepaard gaan met hoge rente, beperkte overheidsuitgaven en inkomensmati ging bij een voorlopig toenemende werkloosheid. Dat dit bij een gelijklui dende aanpak door de industrielanden de tekorten op de lopende rekening valt waar te nemen. Hiervan komt bijna een derde voor rekening van West-Duits- land en Japan, die tot nu toe de inflatie- bestrijding zeer gedegen uitoefenden. Bovendien treft het dat een aantal lan den met een minder aantrekkelijk infla- tieregister een niet geheel ongunstig betalingsbalansverloop laat zien. Ver volgens voegt zich bij de meer positieve tekenen het feit dat er sinds 1973 van een energiebesparing sprake is, indien men het totale energiegebruik uitdrukt als aandeel van het bruto nationaal pro- dukt. De voorgaande factoren, die een meer hoopvolle blik op de toekomst suggere- Dr. Jelle Zijlstra, naast president van De Nederiandsche Bank, ook president van de Bank voor Internationale Betalingen (BIB). tot een algehele recessie zal kunnen lei den, ziet de BIB als een niet uit te slui ten mogelijkheid. Een keus zal evenwel moeten worden gemaakt. Redenen voor optimisme Vanaf medio 1978 tekende zich een nieuwe inflatie-opleving af. Het gemid delde in de OESO-landen was toen met 8 al hoog, zodat in april 1980 reeds een gemiddeld peil van 13'Ai werd be reikt. Alhoewel binnenlandse factoren van invloed waren, moet het belangrijk ste deel van de prijsversnelling worden toegeschreven aan het sterk gestegen kostenniveau van grondstoffen en olie. De huidige inflatieperiode komt in grote lijnen overeen met die van 1972-1974. Er is niettemin een aantal verschillen te constateren, dat wijst op een mogelijk gunstiger verloop van de huidige infla tiespiraal. Allereerst zijn de loonkosten stijgingen in de meest recente jaren la ger uitgevallen dan in het begin van de zeventiger jaren. Dit geldt ook ten aan zien van de groei van de geldhoeveel- heid. Voorts hebben de meeste indus trielanden de laatste jaren meer priori teit gegeven aan de inflatiebestrijding en wordt de bereidheid getoond een ho gere werkloosheid ondergeschikt te ma ken aan een grotere begrotingsdiscipli ne. Ook mag het als een sterktepunt voor de wereldeconomie 1980 worden gerekend, dat een betere spreiding van ren, vormen eveneens elementen voor geringere valutaire schommelingen. Een mogelijkheid die mede wordt onder steund door de tendens tot afkeer van volledig zwevende wisselkoersen, waar toe de relatief gunstige ontwikkeling van het Europese Monetaire Stelsel ze ker heeft bijgedragen. Redenen van zorg Ofschoon positieve bevindingen van de BIB-analyse duidelijk voorhanden lijken, zijn negatieve uitkomsten beslist niet uit te sluiten. Zo vraagt men zich af of de Verenigde Staten, waar de inflatiehaard voornamelijk van binnenlandse oor sprong is, de politieke moed zal kunnen opbrengen om de bestrijding ervan on verkort met monetaire en budgettaire middelen voort te zetten. Deze vrees be staat eveneens ten aanzien van een aantal andere landen, waar externe fac toren een belangrijkere rol spelen. In hoeverre zal men onpopulaire maatre gelen kunnen blijven doorvoeren om niet alleen de inflatie te breken, doch vooral ook om door middel van inko mensmatiging ruimte te scheppen voor produktieve investeringen. Te meer nu de werkloosheid hoog is gebleven en de begrotingstekorten forser zijn dan ooit. Een andere reden van zorg ligt juist be sloten in de positieve ommekeer ten gunste van inflatiebestrijding door mid del van het gelijktijdig hanteren van krapgeldpolitiek en het stimuleren van stabiele wisselkoersen. De hiermee ge paard gaande hoge rentestanden zou den een minder gunstige invloed kun nen hebben op de juist zo noodzakelijke produktieve investeringen. Aanbevelingen voor de industrie landen Om de huidige kernproblemen zo effec tief mogelijk tot een oplossing te bren gen, dienen de industrielanden in eerste instantie alle middelen aan te wenden om de inflatie onder het als aanvaard baar beschouwde niveau van voor 1973 te krijgen. Daarnaast dient het aanpassingsproces dat door de laatste golf van olieprijsstij gingen werd opgeroepen beter te wor den onderkend. De enige rationele me thode hierbij zal zijn: besparing op het olieverbruik. Dit zal moeten worden verwezenlijkt met behulp van alle mogelijke aanmoe digingen, met inbegrip van hogere ver- bruiksprijzen. Dit proces vergt tijd. Ondertussen zullen de industrielanden enige tijd hebben om ten gevolge van een geringere economische groei alvast een redelijke balans tussen vraag en aanbod van olie te bewerkstelligen. Hersluizing van OPEC-gelden Aanzienlijk groter dan de problemen van de welvarende industrielanden, zijn de

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 14