geld- en
kapitaalmarkt
f»
jg|pr
«1
discontoverlaging gepraat. Het feit dat de binnenland
se tarieven ruim onder de voorschotrente noteerden en
de Duitse mark bijna 1 onder haar spilkoers lag, le
ken een dergelijke stap te rechtvaardigen. Dat dit ech
ter bij het afsluiten van dit bericht nog niet was ge
beurd moet worden toegeschreven aan de politiek van
De Nederlandsche Bank, waarbij het valutamarktbeleid
prevaleert boven het geldmarktbeleid. Terzake staat in
het jaarverslag 1979 van De Nederlandsche Bank op
gemerkt: 'In de huidige economische situatie zou een
depreciërende valuta een averechts middel zijn voor de
oplossing van onze problemen. In perioden van tijde
lijke zwakte van de valutamarkt moet het geldmarktbe
leid voldoende restrictief zijn om een eventueel ontlui
kend wantrouwen tegen de valuta zo mogelijk in de
kiem te smoren'. Dit lijkt ook als volgt te kunnen wor
den vertaald: zolang de koers van met name de Duitse
In de verslagperiode (begin mei tot medio juni) bleef
het aan het nationale rentefront erg rustig. In de
maand mei deden zich noch in de geldmarktrente,
noch in de kapitaalmarktrente bewegingen van enige
importantie voor. Vanaf eind mei viel er een licht da
lende tendens waar te nemen, welke met name werd
mogelijk gemaakt door een relatief sterke positie van
de gulden binnen het EMS.
Op de valutamarkten kwamen lagere noteringen voor
de Amerikaanse dollar tot stand, mede onder invloed
van de dalende rente in de Verenigde Staten. Oorzaken
voor deze rentedaling zijn met name een waarschijnlijk
flinke recessie in de loop van dit jaar en een afnemen
de kredietverlening. Bij de koersontwikkeling van de
dollar lijken voorts in- en externe politieke factoren een
rol te spelen. Een daling van de prime rate met zeven
punten zou een grotere koersval van de dollar hebben
kunnen veroorzaken dan feitelijk heeft plaatsgevonden
(circa 7 cent). Internationale steun was hieraan mede
debet.
Begin mei was de positie van de gulden binnen het
Europees Monetair Systeem zeker niet slecht, maar
toch achtte De Nederlandsche Bank het toen wenselijk
de koers beperkt te steunen. Sedertdien verloor met
name de Duitse mark terrein. Deze werd in juni één
van de zwakste munten binnen het EMS! Oorzaken
hiervoor waren onder andere het grote tekort op de lo
pende rekening (circa DM 20 miljard) en een stijgende
inflatie.
In ons eigen land verliep het geldmarkttekort ongeveer
overeenkomstig de prognoses. Het Rijk behoefde na
begin mei - mede door stortingen op de Staatslening
(f1400 miljoen) en schatkistpapier (f784 miljoen) -
geen beroep meer op de voorschotfaciliteiten van De
Nederlandsche Bank te doen. Het bankwezen had in de
beschreven periode tekorten van f 3,5 a f4 miljard.
Met het verbeteren van de positie van de gulden en het
wegzakken van de dollarkoers kon de markt in beperk
te mate profiteren van de steun, welke De Nederland
sche Bank aan de dollar gaf door middel van swaps en
contante interventies.
Kenmerkend voor de huidige - min of meer structureel
geworden - situatie op de Nederlandse geldmarkt is
dat de periode welke seizoenmatig het ruimst is (vanaf
eind mei tot eind juni) geldmarkttekorten kent van f 3 a
4 miljard. Het vorig jaar ging het nog om f 1,8 miljard
en in 1978 om f 800 miljoen.
Evenzo is het reeds meer dan een jaar geleden dat de
geldmarktrente lager noteerde dan de kapitaalmarkt
rente. In mei was de rente op 3-maands interbancaire
deposito's gemiddeld 11,17% tegen 10,99% in april;
de rentewijzer bedroeg 9,93 tegen 10,54 in april.
Ook de termijnstructuur op de geldmarkt is onduidelijk.
Op het moment wordt de rente lager naarmate de ter
mijn toeneemt. Deze omgekeerde structuur zet zich
voort tot het 1 -jaars geld, daarna is weer van enige op
bouw sprake.
Medio juni werd in de geldmarkt algemeen over een
Drs. B. J. Kruimel
Studiedienst
f -WSSk
mark niet zodanig is dat het moment waarop deze
moet worden gesteund relatief dichtbij is, ziet De Ne
derlandsche Bank geen noodzaak het disconto te ver
lagen, tenzij in Duitsland eenzelfde maatregel wordt
genomen.
Op de kapitaalmarkt konden alle emissies in de ver
slagperiode een succes worden. Daarbij moest de
Staat der Nederlanden voor haar vierde - ditmaal 8-ja-
rige - lening in 1 980 genoegen nemen met een bedrag
van f675 miljoen, tegen een effectieve rente van
9,91 Na de f 1400 miljoen van de voorgaande lening
lijkt dit bedrag wat tegen te vallen, maar anderzijds is
dit een voor een Staatslening alleszins acceptabel be
drag. Wel doet het wat merkwaardig aan dat - volgens
geruchten - circa 75 van deze lening in het buiten
land is geplaatst. Dit valt nauwelijks te rijmen met de
veelvuldig uitgesproken afwijzing van een directe fi
nanciering van het overheidstekort in het buitenland.
Men stelt immers altijd dat Nederland met haar goede
aardgaspositie moet trachten zelf orde op zaken te
stellen. Hoe dit niet moet blijkt uit de ombuigingsnota
welke na lang dubben is gepresenteerd en waaruit
blijkt dat de regering de gevraagde f3 miljard met
name heeft gevonden in de sfeer van lastenverzwaring
en vertraging van betalingen. Na het presenteren van
deze nota heeft de markt extra aandacht voor het fi
nancieringstekort dat, na f8 miljard omgebogen te
hebben, in de Miljoenennota 1981 zal worden vermeld.
Met het makkelijker worden van de situatie op de kapi
taalmarkt zijn ook de banken weer actiever geworden
bij het aantrekken van achtergestelde leningen. Zowel
de Amro Bank als de NMB gaven een 11 kapitaal
obligatielening uit voor respectievelijk f200 en f100
miljoen. Dit jaar zijn er reeds vijf van dergelijke lenin
gen geëmitteerd tegen één in 1979. De roep van De
Nederlandsche Bank om het eigen vermogen te ver
sterken is behalve via dit kanaal dit jaar nog maar een
maal gehonoreerd door middel van een aandelenemis
sie.
Op de onderhandse kapitaalmarkt waren dezelfde ten
densen waar te nemen als op de openbare markt. Wel
was opvallend dat er reeds een redelijke belangstelling
viel waar te nemen voor transacties met storting in het
volgende jaar.