populariteit ambacht beelden van het laatste zijn de banket bakker, maar ook het loodgietersbedrijf dat tevens beschikt over een winkel ruimte waar geisers etc. worden ver kocht. De kapitaalbehoeften van de ambach ten waarin tevens detailhandel wordt uitgeoefend zijn groter dan die van de bedrijven waarin zuiver ambachtelijke activiteiten plaatsvinden. Een en ander kan worden aangetoond aan de hand van gegevens omtrent het eigen vermo gen (uitgedrukt in een percentage van het totale vermogen) in de onderschei den ambachten. In de elektro-techni- moet zijn op doorbrekingen van die rou tine en dan zelf de oplossingen moet zoeken. De vakman kiest in beginsel zelf de technische oplossingen binnen een gegeven bedrijfseconomisch kader, zo als prijs en tijd. De ondernemer is ver antwoordelijk voor het bedrijfsecono misch kader. De aard van het werk moet vanzelfspre kend zijn weerslag hebben op de aard van de beroepsopleiding. Zo dienen breedte en diepte van de opleiding in een juiste verhouding tot elkaar te staan. Het ambacht is niet gebaat bij smalle functietrainingen, maar evenmin bij al te brede opleidingen die wend- sche ondernemingen met slechts een percentage detailhandel van 0-15 be draagt het eigen vermogen 92,9 van het totale vermogen; in de elektrotech nische bedrijven waarvan het percenta ge detailhandel boven de 85 uitkomt vormt het eigen vermogen slechts 38 van het totale vermogen. In de tweewielerbranche doet zich een zelfde verschijnsel voor. Bedrijven met detailhandel hebben een eigen vermo gen van 51 In de bedrijven waarin het ambachtelijke werk overheerst is dit percentage 83. Hoewel zoals gezegd de gegevens schaars zijn mag in het algemeen ge concludeerd worden dat de zuiver am bachtelijke bedrijven geen onoverkome lijke financieringsproblemen kennen maar dat dit in de ambachtsbedrijven waarin tevens detailhandel wordt uitge oefend heel anders ligt. Beroepsopleiding Het ambacht bestaat uit een gevarieerd geheel van bedrijfstakken en bedrijfs- typen, waarin men zich met de inzet van een persoonlijk vakmanschap richt op bewerken, verwerken, produceren, in stalleren, repareren. Het gaat meestal om kleine werkeenheden waarin geen massaproduktie, maar soms wel serie- produktie voorkomt. Vaak is er sprake van individuele produktie of produktie met individuele problemen. Als gevolg daarvan komt een verre gaande taaksplitsing in het ambacht niet voor; er is behoefte aan all-round vaklieden. Natuurlijk berust veel van het werk wel op routine, maar essentieel is dat de ambachtsman of -vrouw steeds bedacht baarheid op de arbeidsmarkt suggere ren, maar door een gebrek aan diepte de abituriënten moeilijk plaatsbaar ma ken. Een ander belangrijk aspect van de ambachtelijke beroepsopleiding is, dat er voldoende ruimte moet zijn voor praktische oefening en voor het op tem po leren werken. Overwegingen van deze aard zijn van groot belang voor de vraag, welke bete kenis het in ontwikkeling zijnde kort middelbaar beroepsonderwijs (kmbo) voor het ambacht zou kunnen krijgen. Mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, lijkt deze betekenis aanzienlijk te kunnen worden, zowel om de over stap van school naar bedrijf te verge makkelijken, als om die groepen jonge ren te kunnen aantrekken die na lts of mavo hun opleiding eerst nog in dit kortdurend dagonderwijs willen voort zetten. Wat betreft de op het ambacht gerichte opleidingen in het kmbo moet er een nauwe relatie zijn met de opleidingsor ganen van het bedrijfsleven; nodig is ook een betere afstemming tussen op leiding en arbeidsmarkt. Voorts zullen er oplossingen moeten komen voor de stageproblematiek. De integratie van vakbekwaamheid en handelskennis in de opleidingen heeft in het ambacht vanaf ongeveer 1965 een buitengewoon gunstige ontwikkeling op gang gebracht. Inmiddels volgt een aan zienlijk percentage van de toekomstige ondernemers en kaderfunctionarissen zulk een geïntegreerde opleiding; een probleem voor de nabije toekomst is de nog niet aangepaste opleiding in de kleinere branches. Het valt op, dat door de jaren heen de financiering van het cursorisch ondernemersonderwijs ui terst karig is geweest, terwijl toch hier de mensen worden opgeleid die straks verantwoordelijk zijn voor een groot deel van de werkgelegenheid. In het totale midden- en kleinbedrijf zijn er minstens 45 000 cursisten, van wie er slechts een kleine 30 000 een gesubsi dieerde opleiding volgen. Bovendien is het gemiddelde bedrag van de subsidie uitzonderlijk laag: in 1980 f729,- per cursist. Enkele vergelijkbare bedragen zijn: f1730,- voor het vormingswerk jonge volwassenen; f 2129,- voor de 'moeder mavo'; f2233,- voor de streekscholen en f 3553,- voor het vormingswerk. De fundamentele oorzaak is waarschijn lijk de sterk afwijkende positie die het cursorisch ondernemersonderwijs in de Wet op het voortgezet onderwijs (wvo) inneemt. Een aantal problemen van dit onderwijs blijkt binnen het kader van de wvo niet of nauwelijks oplosbaar te zijn. Ambacht en arbeidsmarkt Zoals reeds vermeld doet zich in het ambacht ten aanzien van de werkgele genheid een situatie voor die tegenge steld is aan die op nationaal niveau. Na tionaal is de werkgelegenheid het grootste probleem; in het ambacht heerst een groot gebrek aan vakbekwa me krachten. Op verzoek van het Hoofdbedrijfschap Ambachten heeft het Economisch Insti- tuut voor het Midden- en Kleinbedrijf (EIM) de resultaten van de laatste gepu bliceerde CBS-enquète naar de moeilijk vervulbare vacatures verbijzonderd voor het ambacht. Uit het EIM-rapport 'Moeilijk vervulbare vacatures in het ambacht; oktober 1977' blijkt dat in het ambacht per okto ber 1977 ruim 34 000 moeilijk vervulba re vacatures bestonden. Bovendien kwam uit dit onderzoek naar voren dat het aantal moeilijk vervulbare vacatures per 100 werkzame werknemers in het bedrijfsleven als geheel 2,9 bedroeg, terwijl dit in het ambacht 8 was en in de kleine ambachtsondernemingen met 1 tot 9 werknemers zelfs bijna 10. Deze gegevens laten de conclusie toe dat met name in de kleine ambachtsbe drijven specifieke problemen bestaan ten aanzien van de arbeidsvoorziening. Omtrent de oorzaken daarvan is weinig

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 36