bhoetan, agrarisch
koninkrijk in
himalaya
reis naar de middeleeuwen:
Vanaf mijn jeugd heb ik steeds moeten denken aan de laatste zin van een
oud volkssprookje. Deze luidde:en dat gebeurde in een tijd dat
koningen nog boeren en de boeren nog koningen waren in hun rijk'.
Dat moest wel lang geleden zijn. In de middeleeuwen of nog vroeger.
Keizer Karei de Grote resideerde immers ook nog te midden van de boeren
op zijn keizerlijke kasteelboerderijen. Maar enige tijd geleden was ik,
midden in het heden, plotseling zelf op een reis terug naar de
middeleeuwen. Doel was het tot voor drie jaar geleden nog 'verboden'
koninkrijk Bhoetan in de Himalaya.
Alleen al de reis tot aan de grens van
Bhoetan is ver: een vlucht over Bombay
naar Calcutta, dan met Air India 600 ki
lometer verder naar het noorden tot
Bagdogra aan de Indische kant van de
Himalaya en vervolgens na een vier uur
durende, rammelende bustocht over
een weg die over vele kilometers alleen
maar uit gaten in het asfalt bestond ein
delijk, maar wel geradbraakt, de aan
komst in Puntsjoling aan de grens met
Bhoetan. Zonder een maanden van te
voren aangevraagd visum is het onmo
gelijk het land binnen te komen. Alles
moet bij de grens aangegeven worden,
zelfs horloge, ringen en manchetkno
pen, want elke uitvoer van kostbaarhe
den en antiek uit dit koninkrijk is verbo
den.
In het jaar 1971 werd de eerste asfalt
weg door Bhoetan tot aan de hoofdstad
Timphu aangelegd. Twee jaar eerder
nog had de Indiase president Pandit
Nehroe voor een bezoek aan koning Jig-
me Dorji Wantsjuk maar liefst zes da-
gen nodig voor de reis over een smal
ruiterpad, dat over hemelhoge bergpas
sen voerde.
Na mijn aankomst bij de grens zei mijn
Bhoetaanse chauffeur tegen mij: 'Als
we niet door aardverschuivingen tegen
worden gehouden, halen we de rit naar
Timphu binnen acht uur. We moeten
drie passen oversteken, waaronder een
tje van 3000 meter, en de weg heeft
meer dan duizend haarspeldbochten.'
Nu, dat klonk veelbelovend. Meteen na
Puntsjoling verlieten we de zinderende
Bengaalse laagvlakte met haar kilome
ters lange theeplantages. Vochtige
junglewouden overwoekerden iedere
rots als een ondoordringbare borstelige
Prof. Franz Braumann
pels. Ruisende watervallen stoven op
hun val over de rotswanden uiteen en
stortten als nevelsluiers naast de weg in
de diepten van een onmeetbaar ravijn.
Kilometers lang, terwijl de weg zich
langs rotsen en ravijnen slingerde om
dure en duizelingwekkend hoge over
bruggingen te voorkomen, was er geen
mens, geen hut en geen plekje vlakke
grond te bekennen.
Tijdens de autorit door de vochtige duis
ternis herinnerde ik me weer een paar
feiten uit de geschiedenis van dit tot
voor kort voor iedere vreemde ontoe-
Prof. Braumann is voor velen in
en buiten onze organisatie geen
onbekende. Hij is onder meer de
auteur van het zo bekende boekje
met het levensverhaal van
Friedrich Wilhelm Raiffeisen.
In bijgaand verslag geeft hij
enkele indrukken van een reis
naar het Himalaya-koninkrijk
Bhoetan.
gankelijk bergkoninkrijk. Tot het jaar
1100 was Bhoetan een deel van Tibet,
dat aan de andere kant van het 8000
meter hoge Himalayagebergte ligt. In
die tijd wierp een adellijke Bhoetanees
het juk van de Tibetaanse heerschappij
af en verdeelde het land in acht provin
cies, terwijl hij het recht van de boeren
om het land dat zij verbouwden in bezit
te houden, bestendigde. Hij behield zelf
slechts een paar valleien als koninklijk
land. Sinds die tijd werd Bhoetan nooit
meer door een ander volk onderworpen.
Door de 6000 meter hoge sneeuwpas-
sen in het noorden en de ontoeganke
lijke ravijnen in het zuiden wist dit berg
volk met zijn gekozen koningen tot de
dag van vandaag de vrijheid te behou
den.
Men bouwde een constitutie op, die
veel weg heeft van wat bij ons in de Al
pen in de middeleeuwen gebruikelijk
was. In het tegenwoordige Bhoetan zijn
onder de boeren, die 90 van de 1 mil
joen zielen tellende bevolking uitmaken,
nog drie standen: de vrije boeren, die
hun belasting betalen dooreen gedeelte
van hun tijd - tot zo'n 50 dagen per jaar
- te werken op het 'koninklijke' land; de
kloosterboeren, die hun land gepacht
hebben van een lamaklooster, en de ho
rigen, die hun leven lang verbonden zijn
aan het land van de koning, maar waar
voor dan ook op hun oude dag gezorgd
wordt. In Bhoetan mogen geen bede
laars en hongerende mensen voorko
men
Na drie uur rijden kwamen we bij de
eerste pas aan. Hier, op een hoogte van
tweeduizend meter, zag de wereld om
mij heen er geheel anders uit. Het dich
te woud bleef achter ons in de ravijnen,
terwijl smalle stroken met rijstvelden
opklommen tegen de steile hellingen,
dicht bezaaid met alleenstaande boer
derijen, de daken van houten planken,
verzwaard met stenen: de Bhoetanese
boeren bleken tienduizend kilometer
van Europa verwijderd dezelfde manier
van bouwen te hebben als bij ons. Heeft
dezelfde basisleefwijze ook tot vergelijk
bare culturele scheppingen geleid?