algemene vergadering 1980 Karakter bij verhardend klimaat Twee uitgangspunten aangesloten banken, die hier en daar nog voorkomen. Na de fusie van de centrale banken werd vastgesteld dat nog 178 fusies en 'opschoningen' noodzakelijk zouden zijn. Dat aantal is intussen geslonken tot 31hetgeen betekent dat voor het over grote deel goede oplossingen zijn ge vonden. Over deze ontwikkelingen mo gen wij zeker niet ontevreden zijn, maar tegelijkertijd dienen wij ons te realiseren dat de gevallen, die zijn overgebleven een gecompliceerde voorgeschiedenis hebben en dat de aanpak om tot sa menwerking en fusie te geraken grote zorgvuldigheid vereist. Toch vraag ik mij af of de betreffende banken en zelfs of de organisatie zich nog wel kunnen per mitteren om deze overblijfselen uit het verleden met zich mee te dragen zonder verwarring te scheppen onder leden en cliënten en zonder schade te berokke nen aan het landelijke beeld van een toekomstgericht, goed georganiseerd en slagvaardig bankbedrijf. Naar mijn mening is het niet alleen een organisatiebelang, maar ook een belang van de desbetreffende banken zelf dat de laatste daarvoor in aanmerking ko mende gevallen binnen niet al te lange termijn tot een oplossing zouden kun nen worden gebracht. Eerst als deze si tuatie achter de rug is, waarbij met name de regiokantoren gaarne hun steun zullen verlenen, kunnen we naar mijn gevoel spreken van een voltooide fusie. Dames en heren. Als we rekening heb ben te houden met een toenemend aan tal leden, cliënten en sectoren van het bedrijfsleven die in de gevarenzone ge raken, en ik heb reeds laten blijken dat wij daar rekening mee moeten houden, zullen wij ons beleid daar tijdig op die nen af te stemmen. In dat beleid staat al 80 jaar het uit gangspunt centraal dat wij de stoffelijke belangen van onze leden hebben te die nen, met een bijzonder oog voor de no den van zwakkeren. Overeenkomstig dit beleidsuitgangspunt betrachten wij o.a. terughoudendheid in het doorberekenen van renteverhogingen aan debetrelaties en streven wij naar aanvaardbare indivi duele oplossingen voor diegenen, die in financiële problemen zijn gekomen. Dit vraagt spankracht van zowel de betrok ken lokale banken als van de gehele organisatie; dit vraagt een scherp in zicht in nieuwe maatschappelijke en menselijke verhoudingen; dit vraagt ook een sterke solvabiliteitspositie van onze bankorganisatie. Bij een groeiend aantal problemen ge vende kredietposten zullen wij voorbe reid dienen te zijn op vragen naar de rol, die onze organisatie daarbij speelt. Juist bij een verharding van het econo misch en sociale klimaat ontstaat de mogelijkheid het geheel eigen karakter van onze organisatie te verduidelijken en onze leden en cliënten tegemoet te treden op een wijze, die aansluit bij onze langgegroeide tradities. Daarbij denk ik vooral aan een aantal specifieke sectoren, waar wij als organisatie een bijzondere verantwoordelijkheid dragen en waar de actuele ontwikkelingen ons zorgen baren. Binnen land- en tuinbouw is een toene- ter geconfronteerd met onverwacht hoge rentelasten, die te zamen met de aflossingen bijzonder zwaar kunnen drukken op hun ook niet altijd rooskleu rige inkomens. Dames en heren, als veruit de belang rijkste bank voor de financiering van de agrarische sector heeft onze organisatie hierbij een eigen en bijzondere verant woordelijkheid, die wij ook niet zullen ontlopen. Uiteraard zullen wij de begin selen van een gezond bankbeleid voor op moeten blijven stellen om de conti nuïteit van ons bankbedrijf te waarbor gen en om de belangen te beschermen mend aantal bedrijven, dat in financiële moeilijkheden dreigt te geraken of daar in reeds beland is. Hierbij moet bijvoor beeld worden gedacht aan de fruitteelt, waar de toestand zorgelijk is geworden door de ongunstige prijsontwikkeling in de afgelopen jaren. Ook de glastuinbouw kampt met ern stige problemen, vanwege de forse stij ging der energiekosten. Naast deze en andere sectoren waar de inkomensont wikkeling over vrijwel de gehele linie te wensen over laat, zijn er ook elders indi viduele bedrijven, die in financiële moei lijkheden dreigen te komen als gevolg van de krachtige rentestijging. Dit zal met name het geval zijn bij vooral jonge agrariërs, die in de afgelopen jaren een bedrijf hebben overgenomen en veelal ook gemoderniseerd en uitgebreid - bij hoge grondprijzen - en daarbij in be langrijke mate een beroep moesten doen op vreemd vermogen, zoals hypo thecaire leningen. Thans worden zij ech- van de spaarders, die hun gelden aan ons hebben toevertrouwd. Wat ik echter van mijn kant zou willen benadrukken, is dat wij ons ook in voor gaande moeilijke situaties - denk aan de 30er jaren - op coöperatief verant woorde wijze hebben opgesteld. Hoe wel de ernstige depressie toen in alle sectoren van de economie zware klap pen uitdeelde, waren de landbouwkre dietinstellingen daartoe toen in staat, mede dank zij de reserves, die in een eerder stadium waren gevormd. Evenals toen zal ook thans als onwrik baar uitgangspunt moeten gelden dat wij de plicht hebben om vooral in moei lijke tijden achter onze leden en cliënten te gaan staan en met name bij pro bleemfinancieringen aanvaardbare op lossingen toe te passen. Als tweede uit gangspunt wil ik onderstrepen dat de betrokken lokale banken de eerstverant woordelijke blijft voor het behartigen v Ji Inleiding van de heer C. G. A. Mertens, voorzitter Raad van Beheer Centrale Rabobank.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 18