algemene vevga^ 1980
Programmatische
benadering
Brandt-symposium
schuldaflossing geld opzij moet worden
gelegd uit bruto-inkomsten. Veel kre
dietorganisaties in ontwikkelingslanden
hebben met beide soorten van krediet
problemen, waardoor de financiering
van landbouw en veeteelt slecht func
tioneert.
Ik zei u al dat in het verleden weinig
aandacht aan landbouwkrediet als on
derdeel van ontwikkelingssamenwer
king is geschonken. In de toekomst
dient dit echter wel te geschieden en
wel om verschillende redenen. Ik heb
allereerst de indruk dat geleidelijk de
bedrijfsomstandigheden van meer en
meer boeren in ontwikkelingslanden het
verstrekken van landbouwkrediet moge
lijk en ook nodig maken. Zoals ik reeds
zei worden grote delen van het platte
land van India, Indonesië, maar ook van
sommige landen van Oost-Afrika en van
grote delen van Midden- en Zuid-Ameri-
ka ingeschakeld in het moderne goede
ren en geldverkeer. Zodra de boer meer
voor de markt en minder voor eigen
voedselvoorziening gaat produceren,
wordt landbouwkrediet een noodzaak.
Meer aandacht voor landbouwkrediet
past ook wel in mijn beleid dat gericht is
op verbetering van de kwaliteit van de
hulp. Dit hoop ik onder meer te bereiken
door een zorgvuldige voorbereiding en
uitvoering waarbij ik de hulp zoveel mo
gelijk wil concentreren in bepaalde de
len van een land maar ook in sectoren
waarbij uiteraard in vele gevallen de
landbouwsector grote aandacht zal krij
gen.
In deze z.g. programmatische benade
ring hoop ik een zo volledig mogelijk in
strumentarium van ontwikkelingsele
menten te doen hanteren en landbouw
krediet zal daarbij in toenemende mate
aan de orde komen.
Geheel in lijn met een behoedzame aan
pak past een geleidelijke aanpak van het
kredietprobleem. Hierbij kan als begelei
ding allereerst aan technische adviezen,
aan opleiding en demonstraties en aan
het minder riskante oogstkrediet ge
dacht worden alvorens tot verstrekking
van investeringskredieten over te gaan.
Voor uitvoering van mijn beleid in het
algemeen maak ik dankbaar gebruik van
de kennis en ervaring die uit allerlei la
gen en groepen van het Nederlandse
volk ter beschikking komt. Kennis en
ervaring op het gebied van landbouw
krediet is schaars in Nederland. Des te
erkentelijker ben ik voor de belangstel
ling en bereidwilligheid die door het be
stuur en door de leden van de Rabo-
bank-organisatie getoond worden. Ik
denk daarbij onder meer aan de Stich
ting Steun door Rabobanken welke ter
stimulering van de coöperatieve ge
dachte in de Derde Wereld allerlei zus
terorganisaties steunt. Voorts denk ik
aan de bereidwilligheid van uw bestuur
om deskundigheid ter beschikking te
stellen wat onder meer resulteerde in de
zeer succesvolle Internationale Cursus
over Landbouwkrediet en Coöperatief
Bankwezen welke vorige herfst door uw
organisatie in samenwerking met het
Internationaal Agrarisch Centrum te
Wageningen werd gehouden. Ik heb bij
de afsluiting van deze cursus gezegd dat
een dergelijke cursus zeer zeker voor
herhaling vatbaar is. Voorts heb ik ge
wezen dat een stap-voor-stap-benade-
ring naar modern kredietverkeer in de
Derde Wereld ook de oprichting van een
dienstencentrum voor agrarisch krediet
in een nader te bepalen ontwikkelings
land kan omvatten waar geleidelijk een
gezonde kredietorganisatie kan worden
opgebouwd door middel van training,
adviesverlening en van proefprojecten
gericht op kredietverschaffing. Ook bij
de oprichting van een dergelijk service-
centre zal ik zoveel mogelijk een dank
baar gebruik maken van het grote po
tentieel van uw organisatie. Ten slotte
wil ik wijzen op de succesvolle over
dracht door de Rabobank van haar
dienstverlening in Suriname aan de
Landbouwbank te Paramaribo welke
sinds de onafhankelijkheid van dat land
een snelle en bevredigende ontwikke
ling heeft doorgemaakt, als onderdeel
van mijn beleid inzake de ontwikkeling
van Suriname.
Zo zijn er geleidelijk een aantal goede
mogelijkheden om uw betrokkenheid
met het lot van landbouwers en vee
houders in de Derde Wereld zo goed
mogelijk te honoreren.
In de eerste twee gedeelten van mijn
toespraak kwamen achtereenvolgens
twee belangrijke onderwerpen aan de
orde. De landbouwsector als deel van
het sociaal-economisch bestel van de
Derde Wereld en het landbouwkrediet
als instrument ter modernisering van
deze sector.
In mijn derde en laatste gedeelte wil ik
met u teruggaan van het sectorale i.c.
landbouwfinanciering naar een meer al
gemeen aspect van het armoedevraag
stuk in de wereld, te weten het financie
ringsvraagstuk van de armoede.
Ik behoef u - die vrijwel dagelijks met
het landbouwbeleid in de Europese Eco
nomische Gemeenschap te maken hebt
- niet te vertellen hoe de grote vraag
stukken van lonen en prijzen, van ener
gietekorten en van betalingsbalans
moeilijkheden hun invloed uitoefenen
op de gang van zaken in de diverse sec
toren van de samenleving waaronder
met name de agrarische sector. Land
bouw en landbouwkrediet kunnen
slechts gedijen in een gezond financieel
Rede van minister drs. J. de Koning