veel belangstelling
voor de
rabobank
internationaal congres agrarische financiering
In maart werd op het Wye College
te Ashford (Kent) in Engeland een
conferentie gehouden met als the
ma de financiering van het agrari
sche bedrijf in de afzonderlijke EG-
landen. Behalve van de lidstaten
was ook een vertegenwoordiging
uitgenodigd van de toekomstige le
den Spanje en Griekenland.
Namens Nederland werd deelgeno
men door de heren Aukema en
Overgaauw van het LEI, en door on
dergetekende namens de Centrale
Rabobank.
Het onderwerp dat op dit congres werd
behandeld was tweeledig:
a hoe staat het met de financiële posi
tie van de agrarische bedrijfstak?
b op welke wijze wordt de individuele
boer gefinancierd?
Het deel onder a genoemd werd steeds
behandeld door functionarissen van de
nationale overheid of aanverwante in
stellingen. Voor Nederland gebeurde dit
door medewerkers van het LEI. Mogelijk
kan van die zijde ook nog eens een uit
eenzetting worden gegeven.
Ik wil enkele punten noemen, die op
deze conferentie het meest opvielen en
waaruit gebleken is dat de financiële
positie van de agrarische sector in Ne
derland, vergeleken met de overige lan
den, uitermate sterk is.
Aan diverse bankinstellingen die zich
met de financiering bezighouden waren
vooraf onderwerpen ter behandeling
opgegeven, zoals: op welke wijze is de
taxatie van vaste activa, speciaal grond,
te benaderen (Landwirtschaftliche Ren-
tenbank, Frankfurt); op welke wijze kan
de evaluatie van de vakbekwaamheid
van de ondernemer en de rentabiliteit
van het bedrijf worden verbeterd (Caisse
Nationale du Crédit Agricole, Parijs);
wat is een aanvaardbare verhouding
tussen eigen en vreemd vermogen voor
een agrarische onderneming (Barclays
Bank, Londen). Aan de Rabobank was
concreet de vraag gesteld of het op dit
moment nog wel mogelijk is de agrariër
op passende wijze te financieren, omdat
bij buitenstaanders de indruk zou kun
nen bestaan dat deze mogelijk toch niet
meer die gespecialiseerde agrarische
bank is van voorheen. Dit als gevolg van
de sterke groei, andere balansverhou
dingen, verdere differentiëring van het
dienstenpakket, met als gevolg een ont
wikkeling naar een meer algemene
bank.
Inspraak
Bij de beantwoording van deze vraag,
Ir. C. J. M. de Bekker
Plv. hoofd
Financiering
Agrarische Bedrijven
die er in feite om gaat of wij nog wel
een essentieel onderdeel zijn van de
'green world' in Nederland, is allereerst
aan de orde gesteld de wijze waarop
onze organisatie is gestructureerd:
coöperatief met inspraak van onderaf,
vanuit de besturen (veelal agrariërs) van
de zelfstandige plaatselijke banken, en
via de kringen naar het centrale podium,
de centrale kring en vervolgens de alge
mene vergadering. Op deze wijze vindt
op doeltreffende en democratische wij
ze gedachtenvorming en voorbereiding
tot besluitvorming plaats, waarbij de
agrariër volledig aan zijn trekken komt.
En voorts garandeert een voldoende
overlegfrequentie, dat ontwikkelingen
slagvaardig kunnen worden gevolgd,
zodat sprake is van een voortdurende
actualisering.
Deze aanpak staat bovendien borg voor
een uniformiteit in beleid.
Een opvallend verschil tussen Nederland
en de overige EEG-landen is, dat in deze
landen de financiering veelal plaatsvindt
door afzonderlijke banken, die met el
kaar geen binding hebben.
Met andere woorden: de lange financie
ring (vergelijk onze Rabohypotheek-
bank) wordt daar door een andere bank
verstrekt dan de bedrijfsfinanciering. Dit
komt de uniformiteit in aanpak niet ten
goede en kan vertragend werken. Een
uitvloeisel van deze wijze van werken
vond ook zijn weerslag in het aantal
congresgangers (ruim 30), omdat ook
de beantwoording van één en dezelfde
vraag door de afzonderlijke landen door
diverse bankinstellingen te zamen
moest gebeuren. Deze wijze van werken
bergt voorts het gevaar in zich, dat con
currentie ontstaat over het hoofd van de
boer heen. Volgens de vertegenwoor
diger van de Dansk Landsbrugs Realkre-
ditfond zouden de gevolgen hiervan in
zijn land op dit moment duidelijk voel
baar zijn. Naar zijn mening heeft Neder
land het voordeel binnen de Rabobank-
organisatie veel meer gespecialiseerde
agrarische kennis in huis te hebben dan
zijn land. Dit verschil in specialisme was
in het algemeen een zaak, die in het oog
sprong. Het verklaart tevens het minder
grote aantal financieringsmogelijkheden
in de afzonderlijke EG-landen.
Ik denk dat men zonder overdrijving kan
stellen dat geen enkel land of agrarische
kredietinstelling ons daarin kan evena
ren. Wat onze sterke opstelling betreft
is van mijn kant nog verder aangegeven,
hoe onze organisatie in 1979 is geher
structureerd en middels 9 regio's in
staat is een sterke ondersteuning te ge
ven aan de realisatie van de diverse pro-
dukten, in casu de financiering van het
agrarische bedrijf. In de regio bevindt
zich de specialist, de kredietadviseur,
die waar nodig onderzoek verricht ten
behoeve van de financierende bank. Het
1»