V 1 Verbetering van levensomstandig heden Prof. dr. W. Tims, hoogleraar in Ontwik kelingseconomie aan de Vrije Universi teit te Amsterdam, zegt in zijn bijdrage aan het ILACO (International Landde- velopment Consultants Ltd.) -symposi um dat in 1979 in Wageningen is ge houden dat 3/4 van de armoede die in de ontwikkelingslanden heerst, daar op het platteland voorkomt. In mensen uit gedrukt komt dit neer op zo'n 600 mil joen. Dit zo zijnde is dan het streven van SSR niet een hopeloze opgave? Graag wil ik in dit verband een paar al gemene opmerkingen maken om daar na de positie van SSR met betrekking tot dit wereldomvattende probleem na der te omlijnen. Het scheppen van bestaansmogelijkhe den voor massale bevolkingsgroepen is wel een immense opgave doch bij voor baat niet een hopeloze opgave, wan neer de wereld als geheel daarmee se rieus aan het werk gaat. Van hopeloos- Dr. D. Wind secretaris SSR 7 heid is geen sprake omdat niemand ar moede begeert. Er is een wil tot veran- dering, tot verbetering bij allen die geen redelijke bestaansbasis hebben. Als dit gegeven als startpunt wordt gemaakt in j het denken en handelen met betrekking I tot ontwikkelingssamenwerking, is de eerste stap in de richting van een oplos- sing in wezen gezet. De volgende stap is het verkennen van de mogelijkheden tot verbetering in re latie tot de beschikbare capaciteiten en vaardigheden. Nieuwe benaderingen hiervan dienen zich aan mede dank zij de Nederlandse inspanning op dat ge bied zowel via FAO als via Wageningen, een inspanning die een nieuwe strategie inluidt over de aanpak van het ontwik kelingswerk. Ik heb daarbij het oog op het Rural Organizations Action Program van FAO en het project 'De Kleine Boer en de Ontwikkelingssamenwerking' van het Internationaal Agrarisch Centrum. Voor beide projecten heeft SSR finan cieel steun geboden. Het staat wel vast dat de mogelijkheden potentieel groot zijn, immers ieder mens beschikt over gaven om mee te werken, hoe eenvoudig vaak ook. ledereen kan daarom ook in principe mééwerken. Het vastleggen en inventariseren van de praktische mogelijkheden is zeker geen eenvoudige opgave. De beslissende stap in de richting van een oplossing volgt daarna, namelijk het gemotiveerd raken van de mensen om tot activiteit over te gaan, dus het doen van dingen die moeten gebeuren om een dichtbij liggend doel te bereiken. De aanpassing daarvoor moet berusten op een overtuiging van binnenuit; zij mag niet van buitenaf worden opgelegd. Het tot stand komen van een overtuiging kan wel worden gevoed, bijvoorbeeld door informatie en het tonen van prakti sche resultaten (voorbeeldproject). Hulp is nodig bij de organisatie van op bestaansverbetering gerichte activitei ten. Hulp in de vorm van mensen en middelen; nationale en internationale hulp. SSR behoort tot die hulporganisa ties, hoe bescheiden onze bijdrage in de totaliteit ook is. De specifieke bijdrage van SSR Met als werkterrein het platteland in ontwikkelingslanden bevinden wij ons in de brandhaard van de armoedepro blematiek. Een uitermate moeilijk ter rein, maar zoals gezegd, geen hopeloze opgave want niemand begeert in ar moede te blijven leven. Onze bijdrage richt zich specifiek op financiële onder steuning van voorbeeldprojecten op landbouwgebied, op coöperatief gebied en daarbij in bijzondere mate op het ge bied van coöperatief bankwezen. Voorbeeldprojecten hebben de tendens als zij aanslaan - zich te vermenigvul digen. Zij vragen om follow-up. De voor ziening daarin vormt een probleem voor onze Stichting omdat het verlenen van medewerking aan de follow-up beslag legt op aanzienlijk grotere bedragen dan in de pilot-fase het geval was en ook op technische begeleiding. Wij hebben voor onszelf geen goed antwoord op de opvang van het multiplier-effect dat- ontstaat bij overneming van het voor beeld door groepen plattelandsbewo ners in ontwikkelingslanden. Daar komt een tweede factor bij. Ver menigvuldiging van het voorbeeldpro ject werkt zowel in de breedte als in de diepte. Navolgers, dus mensen die ge motiveerd raken het spoor van een nieuwe ontwikkeling te volgen, hebben behoefte aan daarop aansluitende voor zieningen. Men kan bijvoorbeeld denken aan afzet en verwerking. Voor SSR is de begeleiding van zulke groeiprocessen nu moeilijk te realiseren. Ik stel deze problemen aan de orde om dat de voor ons liggende tachtiger jaren voor het werk van SSR op bepaalde wij ze beslissend kunnen worden geacht. Nli zal moeten blijken of de inspanning van de achter ons liggende jaren het seed-capital - inderdaad de wasdom geeft die wij ervan hebben verwacht. De berichtgeving tot nu toe is positief. Wij moeten ons daarom instellen op de fol- low-up van de gegeven aanzetten tot landbouwontwikkeling en coöperatie vorming. Vooral de sector kredietcoöpe ratie waarin een geweldige multiplier effect optreedt, dringt zich hierbij aan ons op. Mijn gedachten gaan uit naar de aanstelling van contactpersonen bij voorbeeld uit de sfeer van de plaatse lijke Rabobanken, die in bijzondere daarvoor in aanmerking komende pro jecten als rapporteur voor SSR en advi seur voor projecthouder optreden. De organisatie van landbouwcoöperaties in Uruquay kan als goed voorbeeld dienen. Na een lange aanloopperiode is er nu een multiplier-effect ontstaan die de organisatie voor moeilijke organisatori sche vraagstukken plaatst. Aanstelling van een contactpersoon zou in dit geval zinvol kunnen zijn. De vragen van de follow-up als gevolg van het multiplier-effect zijn op dit mo ment het meest actueel voor SSR. Voor de voortzetting van het ontwikkelings werk zijn vooral nodig handhaven van fi nanciële capaciteit van de Stichting en het openen van mogelijkheden tot tech nische begeleiding. Of in deze behoefte kan worden voorzien zal de toekomst le ren.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 9