het niet anders, is die stap naar de
bank-cao beslist gebodenEn als je
even verder denkt over wat wij vanouds
aan goede ervaringen met arbeidsvoor
waarden in huis hebben, dan komt ten
minste even de twijfei op over de gebo-
denheid van zo'n aanbeveling.
Voor zo'n twijfel zijn gerust wei
goede gronden aan te voeren.
Mertens, de voorzitter van de
Commissie, erkende dat zelf volmondig.
De Commissie heeft ze ook onder ogen
gezien en zo zorgvuldig mogelijk afge
wogen. De belangrijkste twijfelgrond is
mijns inziens deze: onze banken hebben
al 75, 80 jaar zeer goede arbeidsvoor
waarden, er is altijd veel waardering
daarover geweest, ook van de werkne
mers. We hebben allengs wel een soort
procedure moeten ontwikkelen via
adviezen van Adviescommissie Sociaal
Beleid Rabobanken (ASBR) en van de
Raad van Beheer, maar de praktijk wijst
het uit: wij kunnen ermee werken. Ie
dere bank stelt zelf zijn arbeidsvoor
waardenpakket vast aan de hand van de
adviezen van de Raad van Beheer. En
dat is nu precies de werkwijze, die ons
als hechte samenwerking van zelfwerk
zame Rabobanken ligt. Ook ons perso
neel heeft zich daar altijd in kunnen vin
den. Als we de bank-cao omhelzen, ha
len we met één klap een vreemd ele
ment in huis: vakbonden, die als con
tractspartner optreden, die onze organi
satie niet kennen, die bovendien maar
zeer weinig aangeslotenen onder onze
personeelsleden tellen. Daar komt nog
bij dat zo'n bank-cao voor het hele
bankbedrijf geldt, waardoor het 'eigene'
van onze organisatie op de achtergrond
dreigt te komen.
Dit soort overwegingen, die ik nu maar
in eigen woorden weergeef, zullen
dacht ik bij heel wat mensen als eerste
reactie op het rapport zijn opgekomen.
Ze komen mij, en ik geloof niemand on
der ons, niet vreemd voor, want ze kno
pen aan bij waardevolle verworvenhe
den van onze organisatie. Ook de Com
missie met haar rapport onderkent dat
zonder meer. Haar moeilijkheid was ei
genlijk om aan te tonen dat onze 'goede
traditionele opvatting' als het ware ga
ten is gaan vertonen, waardoor ze in
deze tijd minder bruikbaar dreigt te wor
den. Achter de twijfel om, komt de
Commissie tot een nieuwe overtuiging,
die in haar reeds genoemde aanbeve
ling resulteert.
Het belangrijkste gat ontwaart de
Commissie mijns inziens in de ei
genlijk iedereen vertrouwde ge
dachte, dat we nu over de arbeidsvoor
waarden helemaal in eigen sfeer kun
nen onderhandelen en die naar eigen in
zicht kunnen vaststellen. Onze vrijheid is
echter, zo zegt het rapport, maar heel
betrekkelijk. Laten we ons niet wijsma
ken, dat wij van hetgeen bij de bank-cao
is overeengekomen, wezenlijk kunnen
afwijken. We mogen dat betreuren, het
is de realiteit. Wanneer de bank-cao be
paalde voorwaarden geeft, kunnen wij
ons eigen personeel niet minder bieden.
Zeker, we kunnen als we willen daarbo
ven uitreiken, maar dan raken we haast
altijd onmiddellijk de grens van wat be
drijfseconomisch haalbaar is. We zijn
dus praktisch in een positie dat we ge
dwongen zijn de bank-cao op de hoofd
punten te volgen: de centrale bank met
haar adviezen, de banken met haar con
crete toepassing. En dat is toch wel een
gat tussen ideaal (vrijheid van eigen in
zicht) en praktijk!
En het is geen gaatje, dat we kunnen
verwaarlozen of negeren. Het valt om zo
te zeggen ook anderen op. Want de
Rabobankorganisatie met zijn meer
dan 25 000 personeelsleden bevindt
zich niet in het luchtledige, niet in een
uithoek van de maatschappij! Als
t 65 000 werknemers in het bankbedrijf
onder een cao vallen, dan komt vanzelf
de vraag op, waarom zijn de 27 000 van
de aangesloten banken daarvan uitge
zonderd? Een vraag voor ons en een
vraag voor bijvoorbeeld de vakbonden!
Deze laatsten hebben, voor zover mij
bekend, begrip voor onze situatie, zij
zien dat we naar de cao moeten toe
groeien, maar zij verwachten dat dan
ook! En wij van onze kant doen er goed
aan te beseffen, dat er in de toekomst
een algemeen verbindendverklaring van
de cao bij de minister uitgelokt zou kun
nen worden. Dat zou ons zeker in een
ongewenste positie plaatsen: over u,
maar zonder u.
Veel beter is het daarom volgens
de commissie zelf toe te treden.
Dan kunnen wij aan de onder
handelingstafel zelf ons gewicht inbren
gen: het is immers niet gering om daar
als werkgever van meer dan 25 000 per
soneelsleden als partij te verschijnen.
Dan zijn we niet langer volgers van wat
anderen al overeenkwamen, maar heb
ben we van het begin af aan onze eigen
stem in de onderhandelingen.
Dat lijkt een plausibele gedachtengang.
Maar waarom nu de grote bank-cao?
Als we dan toch een cao moeten heb
ben, kunnen we dan niet mikken op een
eigen Rabo-cao? Er zijn toch 25 000 en
meer personeelsleden en op die manier
blijven we meer in eigen sfeer? Inder
daad, dat doet ons gevoelsmatig sym
pathiek aan. Er is echter een onoverko
melijk bezwaar: wie moeten er aan de
andere kant van onze banken-werkge-
vers aan de tafel zitten? Onze gedach
ten gaan natuurlijk naar de Vereniging
van Personeel Rabobanken (VPR), maar
deze kan geen exclusieve rechten laten
gelden, omdat ze niet representatief is
voor de hele bedrijfstak. De vakbonden
zouden er dus in ieder geval bij moeten,
maar het staat vast dat deze niet bereid
zijn aan zo'n categorale cao naast de
'gewone' bank-cao mee te werken. En
laten we eerlijk zijn, zou zo'n eigen cao
eigenlijk wel gewenst zijn? Zij zou óf de
bank-cao slaafs volgen óf haar bestaan
willen bewijzen in telkens op bepaalde
'extra's' toegespitste onderhandelingen.
En dan is er nog iets: een cao is een ook
door ons algemeen gewaardeerd ver
schijnsel, maar de onderhandelingen
kunnen hard en scherp zijn. Als dat dan
toch moet, is het beter die te voeren
met 'professionals' uit de vakbonds
sfeer, dan met mensen die in het eigen
bedrijf werkzaam zijn, want in het laat
ste geval kunnen de persoonlijke ver
houdingen gemakkelijk verstoord wor
den, al hoeft dat natuurlijk niet. In dit
verband mag ook nog opgemerkt wor
den, dat de commissie het uitgesloten
acht, dat de VPR mede als contracts
partner aan de grote bank-cao zou
meedoen. De vakbonden zouden daar
beslist niet aan meewerken.
Ik meen dat men dit alles in wat
andere bewoordingen ook in het
rapport kan lezen. Je beseft bij le
zing in zo'n rapport in ieder geval dat we
als banken door onze eigen ontwikke
ling, waardoor we uitgroeiden tot een
'maatschappelijk' fenomeen, weer eens
voor de vraag zijn komen te staan: hoe
nu verder? Of men de aanbeveling on
derschrijft of niet, het rapport tekent in
ieder geval duidelijk de stromingen,
waar we bij het sturen op de toekomst
rekening mee moeten houden.
Een daarvan is hier nog niet genoemd:
is het maatschappelijk aanvaardbaar, de
arbeidsvoorwaarden vast te stellen,
zonder dat de werknemers daar via een
vakorganisatie) bij betrokken kunnen
zijn? Dat is een vraag, die in zekere zin
los staat van de concrete 'organisatie
graad' van de werknemers in ons bedrijf
en zelfs los van de vraag of die werkne
mers thans wel echt behoefte hebben
aan zo'n vorm van inspraak via eigen
vakbond. Het is een vraag, die onvermij
delijk opkomt gezien onze maatschap
pelijke verwevenheid.
Misschien heb ik niemand hom of kuit
gegeven in dit verhaal. Dat zou mij goed
passen, want mijn bedoeling was enkel
om, zoals een andere spreker op de CKV
graag wilde, nog eens de 'contouren'
aan te geven, waarbinnen het goede
oordeel straks geveld moet worden. Dat
betekent m.i.: zowel kritisch kijken naar
wat we nu hebben als kritisch kijken
naar wat het rapport aanbeveelt. En
daarmee hanteren we dan weer een
bijltje, waarmee we al talloze malen
eendrachtig hebben leren hakken.
JRH