een rapport op zijn
eerste wandeling
'Al zal het moeizaam gaan. ik
geloof dat we moeten erken
nen, dat we aan de CAO voor
het bankbedrijf niet kunnen ontko
men.'
In onze Centrale Kringvergadering van
vorige maand konden we de eerste 'al
gemene beschouwingen' horen toen
daar het rapport van de Commissie Ar
beidsverhoudingen ter tafel kwam. Na
tuurlijk draaide dat om de aanbeveling:
de Commissie acht het na alle pro en
contra's te hebben overwogen gewenst,
dat de aangesloten banken, net zoals de
centrale bank dat ai eerder heeft ge
daan, toetreden tot de bank-cao.
De geciteerde woorden geven mijns in
ziens precies de situatie weer, waar dat
rapport ons voor stelt. Ze zijn van de
laatste spreker in een hele rij, niet de
eerste de beste, maar een man die mis
schien het langst en het meest intensief
bij deze aangelegenheid betrokken is
geweest. Hij had, dunkt mij, zijn eigen
moeizame besluitvorming al achter de
rug. Voor het overgrote deel van de an
deren was dat natuurlijk nog niet het
geval, laat staan voor onze brede orga
nisatie. Ook de meningsvorming in de
Raad van Beheer en de Raad van Toe
zicht van de centrale bank lag nog een
heel eind weg en het overleg in de
kringvergaderingen deze maand) moest
nog op gang komen. Een overleg, dat
vermoedelijk veel gewicht zal hebben
als het rapport in mei grondig door de
Centrale Kringvergadering zal worden
behandeld.
Een van de eerste sprekers vertolkte
mijns inziens raak de eerste indruk, die
het rapport met zijn aanbeveling maak
te: 'Dat is niet niks!' Je kunt de redene
ring van het rapport volgen, want die zit
helder en logisch in elkaar (vind ik),
maar staat dan toch wel even aan te kij
ken tegen de concluderende aanbeve
ling. Je vraagt je af, moet dat nou, kan
.goede traditionele opvattingen kunnen na verloop van tijd best grote gaten gaan vertonen.