uit onze historie 30 Naar het land van de Pompeblêden Schrijver Wiersma verwonderde er zich niet over 'dat in deze vereniging van boeren, waarin reeds zo menige coöperatieve activiteit in embryonale vorm aanwezig was, de gedachte „één voor allen en allen voor één" toege past op de aanschaffing van bedrijfsbenodigheden en de verzorging van crediet, vorm aannam.' In betrekkelijk korte tijd daarna werd op tal van plaatsen in Friesland het voorbeeld van de Leeuwarder Noordkantboeren gevolgd. Wiersma schrijft dan ook zeer terecht: 'Welk een zegen is het inderdaad voor het platteland geweest dat de wekroep van Raiffeisen een weerklank vond en dat zovelen deze metterdaad hebben opgevolgd.' Een direct gevolg daarvan is dat op 23 januari 1979 tijdens een feestelijke bij eenkomst in De Harmonie te Leeuwar den niet alleen de Rabobank Leeuwar den werd gehuldigd maar dat daarin ook door mr. H. Rijpstra, de commissa ris der Koningin, alle vijfenzestig Friese Rabobanken werden betrokken omdat zij 'in het economisch leven van Fries land een niet weg te denken positie innemen.' Bij diezelfde gelegenheid sprak drs. R. Zijlstra namens de hoofddirectie van de Centrale Rabobank. Hij liet het niet bij spreken maar overhandigde aan de commissaris der Koningin een oorkonde waarin deze kon lezen dat de Friese Ra bobanken éénhonderdduizend gulden beschikbaar stellen om het algemeen belang van de provincie Friesland te die nen. Geleidelijke groei Dat was wel even een heel grote stap in de tijd. De groei ging niet stroef maar wel geleidelijk. Men stapte niet van de vloer op de zolder en moest de juiste vorm nog vinden. Op de algemene vergadering van de Friesche Maatschappij, gehouden in september 1897, vroeg men zich nog af 'Welke zijn de resultaten van de in wer king zijnde landbouwbankjes?' Het bleek onder meer dat men in Duits land 'kleine aandeelen heeft gesteld van pl.m. f 12,-; te Oenkerk heeft men dit gesteld op f25,- per aandeel' en omdat men wel wilde weten hoe de geldmarkt over dergelijke bankjes denkt, wendde men zich tot De Nederlandsche Bank, die de kous op de kop gaf. Deze bank wilde niet met dergelijke kleine bankjes in relatie treden omdat het kapitaal zo klein is en de leden hoofdelijk aanspra kelijk zijn. Geen nood! Dan maar verder gaan zónder De Nederlandsche Bank. Het hiervoor genoemde aantal Rabo banken stemt ogenschijnlijk niet over een met het aantal dat genoemd is in het 'Rapport der Commissie voor het Credietwezen van de Friesche Maat schappij' dat werd uitgebracht in 1919. Dit is mede een gevolg van het samen gaan tot groter eenheden van diverse aangesloten banken. Dit rapport geeft een duidelijk beeld van de ontwikkeling der Friese Boerenleen banken: Jaar Aantal Aantal banken leden 1906 7 195 1907 13 444 1908 21 823 1909 24 998 1910 25 1202 1911 50 2277 1912 63 3198 1913 69 3994 1914 72 4622 1915 77 5294 1016 83 6506 1917 87 7369 In 1918 waren er 94 Boerenleenbanken die waren aangesloten bij de Coöp. Cen trale Raiffeisen-Bank te Utrecht en 2 die waren aangesloten bij de Coöp. Centrale Boerenleenbank te Eindhoven. De 'Con- clusiën' van dit rapport zijn duidelijk en

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 30