gerond. Een en ander kan gemakkelijk
leiden tot een prijsverhoging over de ge
hele linie, iets waarvoor de consumen
tenorganisaties (Consumentenbond en
Konsumenten Kontakt) al hebben ge
waarschuwd. Zij vrezen dat niet alleen
de eindafrekening voor het mandje met
levensmiddelen zal worden afgerond,
maar ook de prijs voor de afzonderlijke
produkten. Hier en daar wordt al ge
waarschuwd voor een prijsverhogend
effect van het afrondingssysteem van
een kwart procent. Dat lijkt niet erg
veel, maar is zeker in deze barre econo
mische tijden, waarin de koopkracht van
de verschillende inkomensgroepen tot
op twee cijfers achter de komma nauw
keurig wordt berekend en inzet van vak
bondsacties is geworden, moeilijk te
verkopen. Niet alleen bij de consumen
tenorganisaties is verzet tegen afron
ding, ook in kringen van de kleine on
dernemers voelt men er niet zoveel
voor.
Het Koninklijk Nederlands Onderne-
mersverbond (KNOV) heeft ten minste
aan de vorige staatssecretaris Noote-
boom van financiën duidelijk gemaakt
dat deze Zweedse rekenkunde vooral de
kleinere winkeliers lelijk zou kunnen op
breken. Deze moeten volgens het KNOV
messcherp calculeren; elke cent in hun
prijsstelling telt, omdat ze over het alge
meen, gezien hun lagere omzet, toch al
wat duurder zijn dan de supermarkten.
Afschaffing van de cent en afronding
van de prijzen zou volgens het KNOV de
concurrentiepositie van deze bedrijven
ten opzichte van de supermarkten nog
verder verslechteren.
Het is duidelijk dat de hier genoemde
overwegingen een behoorlijk gewicht in
de schaal dienen te leggen bij de vraag
of de cent het veld moet ruimen. Het is
te verwachten dat de Tweede Kamer
hierop nog uitvoerig zal terugkomen.
Over de beweegredenen om de cent af
te schaffen is door de media de afgelo
pen tijd uitvoerig bericht. De cent is
schaars en duur. Hoewel er in de loop
van de jaren ruim 1,7 miljard centen in
omloop zijn gebracht - dat is zo'n slor
dige 120 per Nederlander - en hoewel
er elk jaar 15 miljoen worden geslagen,
is er toch een enorm gebrek aan. Win
keliers klagen steen en been en geven
soms tegoedbewijzen van een cent uit.
De banken kunnen de vraag naar centen
niet aan, en de postkantoren vragen
zich verbijsterd af waar de jaarlijks door
hen in omloop gebrachte centen blijven.
Oude sokken, kien- en kaartpotjes, ver
regaande slordigheid, van alles wordt er
bijgehaald om het centenlek te verkla
ren. Hoewel dit verschijnsel aanleiding
heeft gegeven tot tal van ludieke be
spiegelingen, is het eigenlijk een trieste
zaak, zeker als men bedenkt dat elke
cent drie cent kost aan materiaal- en
produktiekosten. Bij een jaarlijkse aan
maak van 15 miljoen centen betekent
dit, dat het rijk 300 000 gulden moet
toeleggen op de waarde van de cent.
Misschien geen bedrag om - gezien de