substitutierekening menstelling van de voorraad valuta reserves. Vast staat in ieder geval dat het aandeel van de dollar daarin ruim 75 is. Naar schatting bedraagt het aandeel van de Duitse mark 10 a 11%, de Zwitserse frank 4 5 de yen 3 a 4 pond ster ling en Franse frank ieder 1 a 2 en de Nederlandse gulden a 1 Het residu bevat nog een aantal andere valuta's. Zoals eerder gezegd wordt het streven naar diversificatie in belangrijke mate bepaald door risico- en rendements overwegingen. In principe kan dit leiden tot een steeds veranderend officieel aangehouden valutapakket. In de prak tijk richt het diversificatiestreven zich echter vooral op een omzetten van dol larreserves in andere valutareserves. Uit het in de loop van de jaren tamelijk stabiele aandeel van de dollar in de to tale valutacomponent komt het omzet ten van dollar in andere valuta evenwel niet zo duidelijk naar voren. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat het afsto ten van dollars voornamelijk plaatsvindt buiten de landen van de Groep van Tien en Zwitserland, in ruil voor de valuta's van deze geïndustrialiseerde landen (uitgezonderd de Verenigde Staten). Ultimo november 1979 bedroegen de officiële valutareserves buiten de landen van de Groep van Tien en Zwitserland (de meest geïndustrialiseerde westerse landen) ongeveer SDR 130 miljard 170 miljard). De OPEC-landen namen hiervan SDR 50 miljard voor hun reke ning. Het lopende jaar zullen de OPEC- landen afsluiten met naar schatting een officiële valutareserve van SDR 115 mil jard (ruim 150 miljard). Gaan we terug naar de invloed van de diversificatie op de valutamarkten dan zal het duidelijk zijn dat dit omzettings proces leidt tot een neerwaartse druk op de dollarkoers en tot een opwaartse druk op de koersen van de valuta's, waarin de omzetting plaatsvindt. Dit laatste kan voor de monetaire autoritei ten in de geïndustrialiseerde landen aanleiding zijn in te grijpen op de valu tamarkten om een te grote koersstijging van de eigen valuta te voorkomen. Deze interventie zal hierin bestaan, dat zij ei gen valuta's afstaan in ruil voor dollars. Hiermee wordt aan de vraag naar eigen valuta voldaan en wordt het overschot aan dollars afgeroomd. Door dit ingrijpen nemen de dollarreser ves bij deze monetaire autoriteiten ech ter toe (en dus de valutareserves), zodat per saldo de totale valutareserves in de wereld zijn gestegen. Immers de diversi ficatie leidt slechts tot reserveruil, ter wijl de door de diversificatie uitgelokte interventie kan leiden tot reservegroei. Samenvattend zijn er dus twee proble men. De diversificatie zelf leidt tot on evenwichtigheid op de valutamarkten (maar houdt de totale valutareserves gelijk), terwijl de door koersbewegingen uitgelokte interventies aanleiding kun nen zijn tot een groei van de valutare serves. Het Internationale Monetaire Fonds (IMF) meent met de creatie van de zo genaamde Substitutierekening een be langrijke bijdrage te leveren aan de ver mindering van deze gevolgen van diver sificatie. Substitutierekening Het idee van de substitutiereken'ing is niet nieuw, zij het dat de doelstellingen achter de totstandkoming ervan in de loop van de tijd wat gewijzigd zijn. De eerste discussies vonden plaats in de ja ren 1972-1974 binnen de 'Commissie van Twintig' die de mogelijkheden tot hervorming van het wereldgeldstelsel bestudeerde. In feite ging het er toen om een poging te ondernemen de in 1971 opgezegde goudconvertibiliteit van de dollar te ver vangen door een SDR-convertibiliteit, dat wil zeggen dat dollars in plaats van in goud in SDR's zouden kunnen wor den omgezet. Onder invloed van de olie crisis van 1973 verdween het onder werp voor een aantal jaren naar de ach tergrond. In 1978 werd het echter opnieuw naar voren gehaald door de toenmalige IMF- managing-director Witteveen. Bedoe ling was toen de invoering van een sub stitutierekening te koppelen aan een hernieuwde uitgifte van SDR's. Hoewel overeenstemming werd bereikt over een nieuwe SDR-toewijzing in de perio de 1979-1981 (SDR 4 miljard per jaar) werd het idee van koppeling aan een substitutierekening, dus SDR's in ruil voor bij het IMF ingeleverde dollars, af gewezen. Desondanks bleef het IMF aan de ge dachte vasthouden, met name om de SDR een grotere rol als reservemiddel te geven. De instelling van de substitutierekening werd opnieuw ter discussie gesteld in 1979, nu binnen het kader van het hier beschreven streven naar omzetting van dollarreserves in andere muntsoorten, een proces dat in het lopende en ko mende jaar naar verwachting onvermin derd voortgezet zal worden gezien ook de omvangrijke reserve-accumulatie bij de OPEC-landen. Bedoeling is nu dat er op de vergadering van het IMF op 25 april in Hamburg, een gedetailleerd plan op tafel wordt gelegd ten einde te komen tot de vrijwillige overdracht van officiële dollarreserves in ruil voor het nieuw te creëren acti vum, luidende in SDR's. Een en ander zou dienen te geschieden via de Substi tutierekening waarop dan dollarreserves omgezet worden in rentedragende SDR-reserves. Het doel van de rekening is tweeledig. Enerzijds beoogt zij het valutareserve- diversificatieproces te vergemakkelijken door een actief te bieden dat in feite is opgebouwd uit 16 valuta's (SDR) en dit proces buiten de valutamarkten te hou den. Hiermee wordt tevens bereikt dat een groei van de wereldreserves ten ge volge van het diversificatiestreven wordt vermeden. De omgezette dollar reserves verdwijnen immers uit de offi ciële deviezencomponent. Anderzijds is een primaire doelstelling de rol van de SDR in het wereldreservesysteem te verstevigen. Daar vrijwilligheid in de overdracht voorop staat, zullen er hoge eisen gesteld worden aan de kenmerken van het nieuw te creëren actief. Een met alternatieve beleggingsvormen concur rerend rendement, rekeninghoudend met het valutakoersrisico, is hiervoor een minimum vereiste. De kosten zullen zoveel mogelijk gedekt moeten worden uit de opbrengsten van de door het IMF gedane dollarbeleggingen en voor het restant door de deelnemende landen gezamenlijk gedragen moeten worden. Omdat de landen met de afdracht van dollarreserves tevens afstand doen van een belangrijke mate van liquiditeit en flexibiliteit in hun belegging, lijkt het ontstaan van een secundaire markt voor in SDR's luidende activa een belangrijke voorwaarde voor het welslagen op lan gere termijn. Voor wat betreft de omvang en de duur gaan de gedachten uit naar een in prin cipe éénmalige langdurige omzetting in de orde van grootte van 30 miljard. Voor het welslagen lijkt de snelheid van invoering van groot belang. Het diversi ficatiestreven zal in ieder geval niet wachten op de invoering van deze spe cifieke substitutiemogelijkheid. Daar komt bij dat de omstandigheden op dit moment zo zijn dat er voor een aantal landen voldoende aanleiding is om mee te werken aan een onderhands diversificatieproces. Dit houdt in dat landen als Japan, West-Duitsland en Zwitserland nu ook direct met monetai re autoriteiten uit OPEC-landen regelin gen treffen om tot reservevalutaruil over te gaan. Dit ter compensatie voor de aankomen de tekorten op de lopende rekeningen van de drie genoemde landen. Een der gelijk onderhands diversificatieproces gaat eveneens buiten de valutamarkten om, vermindert aldus de kans op versto ringen, maar leidt wel tot een groei van de wereldreserves en verhoogde liquidi teit, hetgeen het IMF met de Substitu tierekening juist wil afremmen. Minder gelukkig is deze oplossing ook, wanneer dit door de betrokken tekortlanden aan-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 14