levensmiddelenbedrijf Centraal Kantoor voor z'n belangrijkste taak op non-actief wordt gezet en alleen de regionale groothandelsbedrijven, die op alle terreinen voldoende niveau heb ben, de mogelijkheden hebben om de bij hen aangesloten detaillisten de no dige ondersteuning te geven. Voor wat betreft de inkoopverenigingen geldt hetzelfde. Het ontwikkelen en bij stellen van marktgerichte formules zul len óf landelijk óf regionaal alle aan dacht moeten krijgen. Hun detailgerich- te organisatie zou een pre kunnen bete kenen binnen de organisatievormen. Om echter voldoende inhoud te kunnen geven aan marktgerichte formules en om tot een tijdige bijstelling te komen, is een landelijke bundeling duidelijk te prefereren, omdat regionaal onvoldoen de schaalgrootte kan worden bereikt. Ook sociale winkelbouw nodig Een ander risico voor de zelfstandige distributie wordt gevormd door de huis vestingslasten. Men zou kunnen zeggen dat dit geen extra bedreiging vormt voor de zelfstandige distributie. Toch is dit wel het geval. De relatief kleinere krui denierszaken en supermarkten vormen typische gezinsbedrijven. Voor het goed functioneren van een gezinsbedrijf is het gewenst, dat de ondernemer bij de zaak woont. De investeringen voor dit type vestigin gen zijn echter dermate hoog, dat de te behalen omzet en de winkeloppervlakte niet met elkaar in overeenstemming zijn te brengen. Daardoor wordt dit type za ken in de maatschappelijke planologi sche verdeling benadeeld, terwijl het juist bevoordeeld zou moeten worden. Waar een werknemer in aanmerking kan komen voor een premiewoning lukt dat een middenstander met een winkel woonhuis in vele gevallen niet. Het zou maatschappelijk derhalve te overwegen zijn behalve sociale woning bouw ook sociale winkelbouw toe te passen. Zonder sociale winkelbouw zul len kleinschalige vestigingen weinig kans krijgen. De ten gevolge van dit probleem drei gende vermindering van het aantal ves- tigingspunten vormt echter nog veel meer een bedreiging voor de zelfstan dige groothandelsbedrijven, want door dat een groot aantal zelfstandige detail listen hun deuren hebben moeten slui ten en nog zullen gaan sluiten, moet de omzet die daardoor voor de groothandel verloren gaat, gecompenseerd worden door het creëren van nieuwe vestigings- punten. In de jaren 1970-'75 lukte dat nog redelijk, omdat de totale levensmid delenomzet snel steeg. In de jaren 1975-1980 werd het moeilijker. Want door deze gedwongen groei zijn talrijke vestigingspunten ontwikkeld, die een onverantwoorde concurrentie tussen de zelfstandige ondernemers tot stand hebben gebracht. Diverse zelfstandige detaillisten zijn daarvan de dupe geworden. Op deze wijze kunnen de nieuw ontwikkelde vestigingspunten die in de plaats komen van de winkels, welke ten gevolge van de onverantwoorde huisvestingskosten gesloten moesten worden, een bedrei ging vormen voor de zelfstandige detail list. Ten einde de positie van de zelfstandige levensmiddelendistributie te versterken, werden activiteiten ontwikkeld om de omzetten (inkopen) te bundelen. Maar die alleen zijn niet voldoende. Voor een fabrikant is het immers van belang, dat hij ook invloed heeft op, c.q. zich verzekerd weet van, de in zijn be leid passende doorstroming van goede ren. Dit houdt in, dat inkoop zonder ge richte verkoopbevordering en consu- Een kijkje in een magazijn van een le vensmiddelengrossier, tevens één van de schakels in een keten van vrijwillige filiaalbedrijven. mentenbenadering voor de fabrikanten minder aantrekkelijk zijn. Wil men tot marktgerichte inkoop komen, dan is een bundeling van regionale groothandels bedrijven in één organisatie m.i. onont koombaar. Een tweede risico met be trekking tot inkoop wordt gevormd door van de organisatie deel uitmakende groothandelsbedrijven, die niet in staat zijn om de ingekochte goederen vlot te betalen en waarbij de fabrikant debiteu renrisico's loopt. Dit zal dan zeker tot uitdrukking komen in de condities, die de organisatie wor den aangeboden. Derhalve is een ge zond groothandelsbestand voor de zelf standige distributie van wezenlijk be lang. Een ander probleem voor de zelfstan dige groothandelsbedrijven vormt het vinden van zelfstandige ondernemers. Mede door de maatschappelijke druk op ondernemerswinsten, de risico's ver bonden aan de exploitatie van een eigen zaak en aantrekkelijke kanten van het in loondienst werkzaam zijn, bestaat er onvoldoende belangstelling voor het zelfstandige ondernemerschap. Het ge volg hiervan is, dat extra risico's worden genomen met ondernemers, van wie de kwaliteiten en capaciteiten onvoldoen de vaststaan. Dit kan tot gevolg hebben, dat nog goed renderende vestigings punten voor langere tijd een negatief imago houden bij de consument, met alle gevolgen voor de handelsnaam in zijn algemeenheid en het risico het ves- tigingspunt te moeten sluiten. Hieraan kan op tweeërlei wijze het hoofd worden geboden. Ten eerste door op basis van een goede winkelformule, met daarop afgestemde verkooponder steuning en een goed marktonderzoek, de risico's te verkleinen. De seven-ele- ven formule in de Verenigde Staten is hiervan een goed voorbeeld. Ten twee de door de lust van het zelfstandige on dernemerschap weer te vergroten. Dit is een maatschappelijke zaak. Conclusies De bedreigingen voor de zelfstandige distributie liggen op een aantal terrei nen. Een groot aantal daarvan kan door de partners binnen de sector van de zelfstandige distributie zelf worden beïnvloed. Sommige daarvan kunnen door maatschappelijke veranderingen tot stand komen. De bedreigingen voor de individuele zelfstandige detaillist behoeven minder groot te zijn dan voor de individuele zelfstandige groothandelsbedrijven. Voor een gezonde ontwikkeling van de zelfstandige distributie zou een integra tie van coöperatieve inkoopverenigin gen en vrijwillige filiaalbedrijven een ge zonde ontwikkeling kunnen betekenen. Detailgerichte organisatie van de coöperatieve inkoopverenigingen, met volledige betrokkenheid van de detaillis ten, alsmede binnen verschillende vrij willige filiaalbedrijven opgezette consu- mentgerichte winkelformules en daarop afgestemde verkoopondersteuning, sa men met de distributiekennis van de groothandelsbedrijven, zou een goede combinatie kunnen vormen. Het lijkt echter niet zo eenvoudig om de emotio nele gevoelens daarin te overbruggen. Ten slotte kan geconcludeerd worden, dat de zelfstandige detaillist ook in de toekomst zal blijven bestaan, maar dat het van de samenwerkingsverbanden zal afhangen in hoeverre het marktaan deel van de zelfstandige distributie is te handhaven door bedreigingen het hoofd te bieden en de kansen van het zelfstan dig ondernemerschap volop te benut ten.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 12