Beide onderdelen, zowel inkoop als ver koop, zijn van wezenlijk belang, maar de verkoopkant is in deze toonaangevend. Vanuit de verkoop kan uiteindelijk pas de inkoop worden bepaald en niet an dersom. Kijken wij naar de georganiseerde ver banden, dan hebben deze een verschil lende oorsprong, hetgeen nu nog tot uitdrukking komt. Globaal zijn de georganiseerde ver banden in drie groepen in te delen: - vrijwillige filiaalbedrijven met ver schillende groothandelsbedrijven en vele detailhandelaren; - vrijwillig filiaalbedrijven metéén, of enkele regionaal werkende groothan delaren en vele detailhandelaren; - de coöperatieve inkoopverenigin gen. De vraag is of de concurrentie-ontwik- kelingen zich binnen al deze georgani seerde verbanden op dezelfde wijze hebben voorgedaan. Om dit te kunnen beantwoorden kan de ontwikkeling van de marktaandelen van de verschillende organisaties naast elkaar gezet worden, zoals dat door enkele marktonderzoek bureaus is gedaan. De globale conclusie daaruit is, dat de coöperatieve inkoop verenigingen en de vrijwillige filiaalbe drijven met verschillende groothandela ren in marktaandeel aanzienlijk zijn ge daald en dat de vrijwillige filiaalbedrij ven met één of enkele (vaak regionaal duidelijk geprofileerde) groothandelsbe drijven hun marktaandeel redelijk heb ben weten te behouden. Dit geldt niet zonder uitzondering. Ook dient men er rekening mee te hou den, dat er vrijwillige filiaalorganisaties zijn, waarvan een aantal groothandela ren zelf eigen filialen onder eigen han delsnamen heeft ontwikkeld. Enkele uit deze groep zijn onlangs alleen in deze bedrijfstak verdergegaan en hebben zich daarmee onder de categorieën van het grootwinkelbedrijf of de zelfstan digen 'groot' geschaard. In de beoorde ling van de marktaandelen dient daar mede terdege rekening te worden ge houden. Segmentatie in de verkoop De laatste vijf jaren in de levensmidde lendistributie worden gekenmerkt door een segmentatie in de verkoop ten ge volge van het hanteren van verschillen de verkoopformules (winkeltypes). Segmentatie houdt in dat verkoop en winkelgebeuren ingedeeld en afge stemd worden op een bepaalde catego rie of (misschien beter) bestedingen. Hieraan ligt, als het goed is, een consu mentenonderzoek ten grondslag om aan te geven op grond van welke eigen schappen de consument een winkelkeu ze bepaalt. Dit moet niet statisch, maar dynamisch bezien worden. Het kan van buurt tot buurt verschillen. Met de komst van de discountzaken en het verlaten van de verticale prijsbin ding deed de prijsstelling z'n intrede als een belangrijke factor in de' marketing- mix. Discounting nam een geweldige vlucht. Uiteindelijk belandde via discounting 25 van de levensmiddelendistribu tie bij de consument. Deze ontwikkeling heeft grote invloed gehad op de levensmiddelendistributie en in versterkte mate op de zelfstandige handel. Discountzaken hebben vaak een markt gebied, dat uitgedrukt kan worden in autominuten. Vooral voor het bezoeken van die zaken, waarbij voldoende par keergelegenheid aanwezig is en waarbij het recreatieve winkelen ook een be langrijke rol is gaan spelen, worden aan zienlijke afstanden overbrugd. Discoun ting is nadien een ontwikkeling gewor den, waarvan ook supermarkten ver schillende onderdelen in hun gebeuren hebben opgenomen. Anderzijds heeft discounting binnen de traditionele levensmiddelenbedrijven de marges aanzienlijk onder druk gezet. Hierdoor ontstond de noodzaak om tot kostenverlaging te komen. Dat is en was een moeilijke opgave, mede vanwege de in deze periode aan zienlijk gestegen jeugdlonen en mini mumlonen. Dit verklaart dan ook het grote aantal sluitingen van detailhan delsbedrijven. Als pikante noot hierbij kan nog worden opgemerkt dat de omzet per medewer ker (inclusief ondernemer) in de afgelo pen 7 jaar, gerekend in volume van de gehele levensmiddelendetailhandel, on geveer is verdubbeld. Zeven jaar gele den bedroeg die omzet per hoofd 175 000 gulden, terwijl er 200 000 per sonen in deze bedrijfstak werkten. Nu is die omzet 350 OOO gulden per hoofd en werken er nog maar 100 000 men sen, zodat de totale omzet van 35 mil jard gulden in de bedrijfstak wel ge paard gaat met een verlies van 100 000 arbeidsplaatsen. Deze ontwikkeling maakte het voor alle levensmiddelenorganisaties noodzake lijk de marketing-mixfactoren expliciet te bepalen en om tot segmentatie te ko men. Dit houdt in, dat elke organisatie tot een indeling in winkeltypes zal moeten (had moeten) komen. Kijken wij nu om ons heen, dan zien wij, dat veel organisaties daarmee bezig zijn. De ene met meer succes dan de andere. Er komen daarbij verschillen in organisatievormen in de zelfstandige levensmiddelendistributie naar voren. Een aantal van de vrijwillige filiaalbedrijven met één of enkele (regio naal sterke) groothandelsbedrijven loopt daarin voorop. De vrijwillige filiaalbedrijven met diver se groothandelsbedrijven variëren nog al. Een aantal heeft goede winkelformu les opgezet, maar heeft vergeten, of was door onderlinge verdeeldheid niet in staat, om tot een collectieve bewa king en bijstelling van de belangen te komen. Het resultaat was dat regionaal in de winkelformules verschillen optraden en dat zij binnen de kortst mogelijke tijd verwaterden. Typerend is ook, dat de detailhandela ren in vele gevallen geen wezenlijke rol in de ontwikkeling en zeker niet in het beheer vervullen. De inkoopverenigingen waren tot sa menwerking gekomen om de inkoop te bundelen. Zij kennen geen groothan delsbedrijven (wel distributiecentra). De organisatie bestaat bestuurlijk uit detail handelaren. Bij een beoordeling van de segmentatie van het winkelbestand bij de coöperatieve inkoopverenigingen ontkomt men niet aan de indruk, dat de aandacht nog steeds teveel is gericht op de inkoop, maar dat de ontwikkeling van goede winkelformules, afgestemd op het winkelkeuzegedrag van de con sument, onvoldoende aandacht heeft gekregen. Sterkte- en zwakte-analyse Welke zijn nu de kansen en risico's voor de zelfstandige levensmiddelendistribu tie? Om die vraag te beantwoorden is het goed een sterkte/zwakte-analyse op te stellen. Voor middelgrote en kleine detailhandelsbedrijven is het zelfstandig ondernemerschap een duidelijk sterk punt. Het gaat hier bij uitstek om ge zinsbedrijven. Voorwaarde is echter, dat de ondernemer voldoende ondernemer schap bezit. De zelfstandige ondernemer dient daar bij een aantal zaken aangeboden te krij gen van zijn organisatie. Het is vrijwel onmogelijk, dat elke ondernemer op zichzelf het gehele verkoopgebeuren al leen opzet. Voor de meeste zelfstandige ondernemers is het dringend gewenst, dat zij aangesloten zijn bij c.q. deel uit maken van een sterke organisatie, die hen de gepaste winkelformule met ver koopondersteuning biedt. Daarmee zijn we aangeland bij één van de grote bedreigingen voor de zelfstan dige ondernemer, namelijk het feit dat de organisatie hem deze ondersteuning niet of in onvoldoende mate kan bieden. Bij een vrijwillig filiaalbedrijf met ver schillende groothandelsbedrijven heeft dit de groothandelspartners genood zaakt om centraal afspraken te maken ten einde eenmaal opgestelde winkel formules te beheren en bij te stellen. In het ontwikkelen en het bijstellen van deze winkelformules zullen het Centraal Kantoor en de detailhandel een belang rijke inbreng moeten hebben. Dit houdt belangrijke consequenties in voor de aangesloten groothandelsbedrijven. De ondersteuning, die aan de detailhandel wordt gegeven op het gebied van win kelformules en verkoopondersteuning, zal organisatorisch zo gestructureerd moeten zijn, dat degenen, die bij de on dersteuning een bewakende rol vervul len, verantwoording verschuldigd zijn aan degenen, die uiteindelijk verant woordelijk zijn voor het beheer en de ontwikkeling van de verkoopformules. Is dat in de samenwerkingsverbanden niet te realiseren, dan is waarschijnlijk de consequentie, dat deze organisatie per groothandelsbedrijf wordt opgezet. Dat brengt tevens met zich mee, dat het

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 11