wat ons bezighoudt^)
wob
wob
KORT, MAAR DUIDELIJK
EN HELDER
Waartoe dient een naam? Op die
klassieke vraag, waar dichters en den
kers zich speels of in ernst mee bezigge
houden hebben, zullen we maar niet te
diep ingaan. Een acceptabel antwoord
voor ons doel is, dat een naam een te
ken is waardoor de enkeling uit de veel
heid kan worden onderscheiden én dat
de naam, als hij regelmatig gebruikt
wordt, een indruk van de naamdrager
pleegt op te roepen. Zo is zo'n acht jaar
geleden de naam Rabobank haast van
de ene op de andere dag het nieuwe te
ken geworden, waardoor wij ons van
andere banken gingen onderscheiden.
Dat is even onwennig geweest, ook
voor onszelf, maar al snel vulde die
nieuwe naam zich met een inhoud, die
door iedereen begrips- of gevoelsmatig
thuisgebracht kon worden.
Nu we meer en meer ook buiten 's
landsgrenzen activiteiten ontplooien,
doet zich weer een klein namenvraagje
voor. Want de buitenlandse bedrijvig
heid - er komen dit jaar bijvoorbeeld
vestigingen in New York en Frankfurt
maakt het nodig, dat de centrale bank
daar over de grenzen optreedt onder
een handzame korte naam, die haar on
derscheidt van andere banken ter plaat
se en die tegelijk een voor buitenlanders
gemakkelijk herkenbare, 'invulbare'
klank heeft. De statutaire naam: 'Coöpe
ratieve Centrale Raiffeisen-Boerenleen-
bank' is daarvoor zeker niet geschikt. Te
lang voor advertenties, naamborden,
folders enz. en hoe moet je dat in een
vreemde taal uitspreken? Coöperatieve
Centrale Rabobank is iets beter, maar
uit welk land komt zo'n bank en waar
voor is die bank nu centraal?
Kort en goed, we menen dat we het op
korte termijn eens moeten worden over
een korte, duidelijke naam, waaronder
de centrale bank zich in het internatio
nale bankverkeer kan presenteren. De
keus is niet moeilijk en het ligt voor de
hand dat de Raad van Beheer en de
Raad van Toezicht die hebben laten val
len op 'Rabobank Nederland'. Een heel
beknopte aanduiding, die ieder die we
op ons internationale pad ontmoeten,
onmiddellijk doet weten uit welk land
we afkomstig zijn.
Spraakverwarring met ons huidige bui
tenlandse naamgebruik hoeft zeker niet
gevreesd te worden en ook de huidige,
officiële lange statutaire naam kan zon
der bezwaar gehandhaafd blijven. Die is
ons toch wel wat waard, omdat hij
heenwijst naar de historische achter
grond van het woord Rabobank. Wel zal
in de komende Algemene Vergadering
voorgesteld worden in de statuten op te
nemen, dat de centrale bank behalve bij
haar volle statutaire naam ook 'Rabo
bank Nederland' kan worden genoemd.
Dan hebben we die afkorting deugdelijk
vastgelegd.
En, natuurlijk, we vertrouwen erop, dat
in het gebruik ook de korte naam heel
snel een klank zal krijgen, die volledig
harmonieert met wat er in onze huidige
Nederlandse naam pleegt door te klin
ken.
HANDELSSECRETARISSEN
AFKOMSTIG UIT HET
BEDRIJFSLEVEN
Het bedrijfslven moet in deze tijd
kunnen rekenen op de steun van de na
tionale instellingen wanneer het inter
nationale activiteiten ontplooit. Een
stelling, die wij als bankinstelling volle
dig onderschrijven. Zij is de achtergrond
van de toenemende inspanningen van
ons eigen buitenlands bedrijf: wij moe
ten onze cliënten ook over de grenzen
van dienst zijn. Men weet, dat wij daar
bij ook eigen buitenlandse vestigingen
van belang achten.
Die stelling klemt ook voor de eigen na
tionale overheid. Vooral voor mogelijke
import- of exportkansen is het van uiter
mate gewicht dat een ondernemer zich
gesteund weet door de kennis en rela
ties van een landgenoot, die in dienst
van de overheid ter plekke in het buiten
land tot taak heeft de Nederlandse be
drijvigheid te bevorderen. De indruk be
staat, dat ons land zich in dit opzicht in
vergelijking met wat andere landen hier
en elders doen, niet bovenmate heeft
ingespannen. Lardinois heeft er in dit
verband wel eens met nadruk op gewe
zen, dat ons land ook door officiële ver
tegenwoordigers zich veel actiever ten
behoeve van het eigen bedrijfsleven zou
moeten opstellen. Hij pleitte ervoor die
handelsattachés onder Economische
Zaken te laten ressorteren en niet meer
uit de diplomatieke dienst te recruteren.
Vroeger ben ik, zo zei Lardinois, zelf
landbouwattaché geweest in Londen en
als zodanig werkte ik rechtstreeks voor
het Ministerie van Landbouw en dus
voor de land- en tuinbouw. Zo'n con
structie zou zijns inziens ook voor de
handelsattachés en hun werk aan te ra
den zijn.
Deze gedachte vinden we nog niet hele
maal terug in het plan dat Buitenlandse
Zaken, blijkbaar in goed overleg met
Economische Zaken, voor ogen heeft,
maar voor dat plan hebben wij zeker
waardering. Bij wijze van proef zullen
deze zomer vijf nieuwe handelssecreta
rissen worden benoemd, die nu eens
niet uit de diplomatieke dienst zelf ko
men, maar uit het bedrijfsleven. Men
verwacht, dat op die vijf nieuwe posten
- Ivoorkust, Filippijnen, Koeweit, Los
Angeles en Sydney - de economische
kant van het ambassadewerk zal wor
den versterkt.
Het verheugt ons, dat de overheid deze
weg is ingeslagen. Als ook het bedrijfs
leven hier alert op reageert en tot een
goed samenspel met de ambassade
komt, zal de proef zeker slagen en kan
dat een goede aanzet zijn tot verdere in
spanningen van de zijde van de over
heid. De begeleiding door de overheid
van onze ondernemers in het buitenland
mag, gezien de veelszins moeilijke posi
tie van ons bedrijfsleven, best geïntensi
veerd worden.
DATVANOUDS BEKENDE
SPAARBOEKJE
Het is wel niet de gewichtigste vraag
rond het sparen, maar hij heeft toch een
zo gevoelige lading, dat een aparte
werkgroep op de centrale bank er zich
over gebogen heeft. Moeten de traditio
nele spaarboekjes afgeschaft worden?
Moeten we in de toekomst uitsluitend
gaan werken met rekeningafschriften of
moeten we ruimte laten voor dat oude
vertrouwde boekje, waarin iedere inleg
of opname meteen netjes wordt inge
schreven?