consumptieve krediet verlening totale financieringsactiviteit toevertrouwde middelen totaal toevertrouwde middelen bedrijfsresultaten Ten opzichte van 1978 en vooral van 1977 is de groei van de consumptieve kredietverlening door de Rabobankorga- nisatie belangrijk achtergebleven. De af remming is het sterkst bij de persoon lijke leningen, maar ook andere con sumptieve kredietvormen zoals het doorlopend krediet en het salariskrediet groeiden minder. Bij deze ontwikkeling speelt de sedert april 1979 van kracht zijnde beperkingsregeling van het con sumptief krediet nauwelijks een rol. De geschetste ontwikkeling leidde uit eindelijk tot een toeneming van de tota le financieringsactiviteit met f9,5 (9,9) miljard of 18 (24)% tot ƒ61,1 (51,7) miljard. Daarbij valt nog op te merken dat het uitstaande rekening-courantkre diet in het verslagjaar met f 1,5 (1,6) miljard steeg tot f9,1 (7,6) miljard en dat op uitstaande leningen in 1979 f 10,1 (9,6) miljard of 23 (27) van de beginstand werd afgelost. De spaarmiddelen bij onze banken na men in het verslagjaar toe met f4,5 (4,4) miljard tot f43 (38,6) miljard. Uit gedrukt in de beginstand is dat een groei van 12 vergelijkbaar met 13 in 1978 en 14% in 1977. De teruggang in het groeitempo van de besparingen moet in belangrijke mate worden toegeschreven aan de vermin derde inkomensgroei. In vergelijking met voorafgaande jaren lijkt het achter blijven van de inkomensgroei de bespa ringen verhoudingsgewijs meer te heb ben aangetast dan de bestedingen, on danks de (historisch gezien) zeer hoge reële rentevergoeding. Nadat reeds sedert het begin van de ze ventiger jaren de nationale spaarquote gaandeweg was uitgehold door de ster ke daling van de winstgevendheid van bedrijven en van de overheidsbesparin- gen, komt nu kennelijk ook de spaar quote van gezinnen onder druk. Niet al leen wordt daardoor thans een belang rijke middelenbron van het bankwezen aangetast, ook treft deze ontwikkeling de investeringen en daarmee de bevor dering en instandhouding van werkgele genheid. Het aanmoedigen van de spaarzin is daarom dringende noodzaak. Naast verbetering van de spaarvoor- waarden en spaarmogelijkheden door de banken zal de overheid daartoe een wezenlijke bijdrage moeten leveren. De met ingang van 1980 van kracht gewor den belastingvrijstelling van f 500 rente inkomsten na saldering met rentelasten is naar onze mening nauwelijks als zo danig aan te merken. Voor de kleine spaarder die tevens spaart om rente en aflossing van zijn woningfinanciering te voldoen, betekent dit zelfs een verslech tering van de f 200,—regeling van 1978/1979. Zeker bij toenemende infla tie zal een sterkere spaarstimulans, bij voorbeeld door een inflatoire neutrale belastingheffing op spaarrente, zijn toe te juichen. De verhoudingsgewijs lage geldontwaarding en de hoge tot zeer hoge rente voor spaarmiddelen gedu rende het verslagjaar gingen gepaard met zeer omvangrijke verschuivingen van traditionele spaarvormen naar bankdepositorekeningen en, binnen de verschillende spaarvormen, naar de hoogstrentende. Deze verschuiving is nog versterkt doordat sedert juli 1979 het geldmarktniveau boven het kapi taalmarktrenteniveau is gebleven. Deze ontwikkelingen en het feit dat door de verminderde inkomensgroei met name de kleine spaarder minder tot sparen kwam, bracht in het verslagjaar bij onze banken een aanzienlijke daling van het aandeel van de direct-opvraagbare te goeden, ondanks de invoering van de dagelijkse methode van rentevergoe ding. De toeneming van het aantal spaarreke ningen was met 300 000 (325 000) min der groot dan in 1978. Tegen de achter grond van de hiervoor geschetste spaar- ontwikkeling achten wij dit echter een bevredigende stijging. Eind 1979 telde onze organisatie 8,07 (7,77) miljoen spaarrekeningen en particuliere deposi torekeningen met een gemiddeld te goed per rekening van f5.335,- (4.960,-). De saldi op privé-rekeningen gaven in het verslagjaar een teleurstellende ont wikkeling te zien. Het totale tegoed op deze rekeningen nam toe met f222 (566) miljoen, terwijl het aantal rekenin gen met 140 000 (130 000) tot meer dan 2,6 miljoen gestaag bleef door groeien. De tegoeden op depositorekeningen van bedrijven en instellingen namen in het verslagjaar sterk toe. De voortdu rend hoge geldmarktrente bevorderde overheveling van rekening-courant tegoeden naar kortlopende deposito's. Deze ontwikkeling bereikte een hoogte punt, toen in het vierde kwartaal de hoge rente op de geldmarkt verder werd opgedreven ten gevolge van politieke ontwikkelingen en monetaire maatrege len in binnen- en buitenland. Overheveling van tegoeden op zakelijke rekening-courant naar depositorekenin gen zijn stellig door de hoge rentestand bevorderd. De tegoeden op zakelijke re kening-courant namen dan ook per sal do af met f48 miljoen, te vergelijken met een toeneming van f216 miljoen in 1978. Deze ontwikkeling toont vooral de minder gunstige inkomensontwikkeling en liquiditeitsposities van veel bedrij ven. Oorzaak daarvan was, behalve de bedrijfsresultaten, zeker ook de versnel de belasting-inning. De middelen op termijn namen in het verslagjaar toe met f4,0 (4,4) miljard tot f 15,9 (11,8) miljard. Deze vermindering van groei komt geheel voor rekening van de opgenomen onderhandse lenin gen ter dekking van de middelenbehoef te van de Rabohypotheekbank NV. De plaatsing van nieuwe pandbrieven door de Rabohypotheekbank NV verliep niet onbevredigend, zij het minder voorspoe dig dan in 1978. In februari emitteerde de Centrale Rabobank een 8,5 %-obliga- tielening ten bedrage van f 150 miljoen. In oktober werd een 5-jarige lening ten bedrage van f25 miljoen op de interna tionale kapitaalmarkt geplaatst. De toevertrouwde middelen zijn bij de Rabobankorganisatie in 1979 met in to taal f8,75 (9,6) miljard of 15 (19) tot f 68,2 (59,5) miljard toegenomen, De beschreven gang van zaken resul teerde uiteindelijk in een groei van het gecombineerde balanstotaal met 16 (21tot f 86,2 (74,2) miljard. In de ru bricering van de balanscijfers zijn enkele wijzigingen aangebracht ten opzichte van 1978. Ter wille van de vergelijkbaar heid zijn ook de kerncijfers over vooraf gaande jaren hierbij aangepast. Konden in 1978 en 1977 de bedrijfsresultaten geen gelijke tred houden met de stijging van de bedrijfsomvang, in het verslag jaar was dat anders. Zelfs is in 1979 enig tegenwicht ont staan tegen het achterblijven, in vooraf gaande jaren, van de winstontwikkeling in verhouding tot de groei van de be drijfsomvang. De in 1976 begonnen afbrokkeling van de rentemarge werd in het verslagjaar onderbroken, alhoewel ook nu weer, zij het minder dan in 1978, op de kapitaal markt een aanzienlijk beroep moest worden gedaan ter financiering van de Rabohypotheekbank NV. De aldus ver worven middelen zijn qua rentekosten duurder dan onze traditionele middelen bronnen. Over het gehele jaar gerekend woog de stijging van de rentebaten ruimschoots op tegen de verhoging van de rentelas-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 13