oeso: inflatiebestrijding
ling heeft belangrijke voordelen. De bin
nenlandse inflatie wordt niet extra aan
gewakkerd, zodat er minder hoge eisen
gesteld zullen worden aan het anti-infla-
tiebeleid. Bovendien voelt iedere ener
giegebruiker dat de prijsstijging leidt tot
een reële inkomensdaling, welke slechts
ongedaan gemaakt kan worden door
het aandeel van het energieverbruik in
de nationale produktie terug te dringen.
Een laatste aspect, waaruit blijkt hoe
zeer de OESO hecht aan inflatiebestrij
ding, is de bezorgdheid, welke zij aan de
dag legt voor de inflatoire effecten van
een kortere werkweek. Ter bestrijding
6% eind 1980. Gezien de ontwikkelin
gen op de oliemarkt sedert december jl.
zal dit percentage nog verder oplopen.
Voor de OESO als geheel zal het totaal
aantal werklozen hiermee het getal van
20 miljoen te boven gaan.
Prijsontwikkeling en groei
Naar de gegevens van de OESO heeft de
gemiddelde olieprijs over 1979 ruim
35 (inclusief de prijsstijgingen sedert
december jl.) hoger gelegen dan het
prijsgemiddelde over 1978. Het directe
inflatoire effect van deze olieprijsstijging
kan becijferd worden op 3A a 1 Pas
sen we de gegevens van de OESO aan
prijsstijging af te stemmen op het anti-
inflatiebeleid. Voor de OESO als geheel
zal de uiteindelijke inflatiegraad in 1980
op z'n minst 9V4 a 10 bedragen.
Een economische groei van enige om
vang mag, gegeven de ontwikkelingen
op de oliemarkt, eveneens niet ver
wacht worden. In haar rapport komt de
OESO nog tot een groeiverwachting van
gemiddeld 1 voor 1980, maar na aan
passing aan de laatste ontwikkelingen
rolt er geen groei meer uit de bus.
Samenvatting
De vooruitzichten voor de economie zijn
niet rooskleurig. Dat is ons de laatste
tijd van verschillende kanten wel duide-
van de werkloosheid zou de OESO liever
maatregelen zien zoals een verbetering
van de flexibiliteit van de arbeidsmarkt,
een vermindering in de starheid van de
loonstructuur en meer mogelijkheden
voor deeltijdarbeid. De genoemde
maatregelen lijken bijzonder moeilijk op
korte termijn te verwezenlijken. Hieruit
en ook uit het accent wat gelegd wordt
op de inflatiebestrijding blijkt duidelijk
dat de werkloosheidsproblematiek, ze
ker voor wat de korte termijn betreft,
naar de achtergrond verdrongen is.
De vooruitzichten voor de werkloos
heidsontwikkeling zijn dan ook niet
rooskleurig. Zonder rekening te houden
met de sedert december opgetreden
prijsstijgingen van olie werd al een stij
ging van de werkloosheidsgraad ver
wacht van 5,1 eind 1979 naar ruim
voor de meeste recente ontwikkelingen
op de oliemarkt, dan kan voor 1980 een
gemiddelde olieprijs verwacht worden
welke 45 a 50 hoger ligt dan het prijs
gemiddelde over het voorgaande jaar.
Het directe inflatoire effect van deze
olieprijsontwikkeling bedraagt ongeveer
1 Vï Houden we rekening met secun
daire effecten zoals prijsstijging van
niet-OPEC-energie en nominale loonstij
gingen, dan zal het uiteindelijke inflatoi
re effect nog hoger liggen. Het totale
prijseffect per land zal mede afhankelijk
zijn van het aandeel van OPEC-energie
in de totale energiebehoefte. Een hoge
re graad van zelfvoorziening in de ener
giebehoefte biedt in principe betere mo
gelijkheden voor een minder schoksge
wijze aanpassing aan de gestegen ener
gieprijzen op de wereldmarkt en ver
ruimt de mogelijkheid om de energie-
in dit prachtige gebouw te Parijs zetelt
de Organisatie voor economische sa
menwerking en ontwikkeling (OESO).
lijk geworden. De vraag blijft hoe we uit
de problemen kunnen komen. De OESO
ziet het meeste heil in inflatiebestrijding,
een verschuiving van vraagbeleid naar
aanbodbeleid en het voorkomen van af
wentelingsmechanismen. De werkloos
heidsbestrijding verdwijnt hiermee op
korte termijn uit het vizier.