oeso:
inflatiebestrijding op
de eerste plaats
f
A
1
7 ij
De organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling
(OESO) legt meer dan ooit het ac
cent op een stringente bestrijding
van de inflatie. De kans dat daar
door de werkloosheid op korte
termijn stijgt neemt ze op de koop
toe.
Dat blijkt uit het halfjaarlijkse rap
port van de OESO, waarbij 24
geïndustrialiseerde westerse lan
den zijn aangesloten. Kern van de
inflatiebestrijding zal op langere
termijn niet de monetaire en bud
gettaire verkrapping moeten zijn,
zoals die op dit moment onder
aanvoering van de Verenigde Sta
ten en de Bondsrepubliek Duits
land wordt doorgevoerd. De ba
kens moeten verzet worden naar
een wijziging in de produktie-
structuur van de verschillende
landen en het terugdringen van
het energie-aandeel in de natio
nale produkties. Slechts zo'n
structurele aanpak kan leiden tot
een daling van de werkloosheid
op langere termijn.
Anti-inflatiebeleid en vraagbeper-
king
Het onbehagen van de OESO over het
inflatiebeleid, zoals dat op dit moment
in de meeste westerse landen wordt ge
voerd (afremmen van de vraag naar
consumptie- en investeringsgoederen
via een krap monetair en begrotingsbe
drs. F. J. S. van
Bijsterveld
Internationaal
f
economisch
JÊk
onderzoek
leid) komt voor een deel voort uit het
feit dat dit beleid op dit moment verge
zeld gaat van een aanzienlijke prijsstij
ging van olie. Niet alleen verergert dit de
binnenlandse inflatie, maar het leidt ook
tot een vermindering van de economi
sche activiteit in de geïndustrialiseerde
landen, doordat een extra gedeelte van
het inkomen wegvloeit naar de oliepro
ducerende landen. De totale vraag naar
goederen en diensten staat dus vanuit
twee kanten onder druk, enerzijds van
wege het anti-inflatiebeleid en ander
zijds vanwege het vraagbeperkende
effect van de olieprijsstijgingen. Deze
combinatie van effecten zou in de ogen
van de OESO een aantal vervelende ge
volgen kunnen hebben, waartegen zij
dan ook terecht waarschuwt. Op de eer
ste plaats zou een stringente beperking
van de totale vraag naar goederen en
diensten wel eens erg kostbaar kunnen
zijn, in die zin dat er op korte termijn
gerekend moet worden op een toename
van de werkloosheid, hetgeen gepaard
gaat met stijgende sociale lasten.
Op de tweede plaats kan het gevolg zijn
dat de netto-investeringen zo gering
zijn, dat de groei en produktiviteitsont-
wikkeling op middellange termijn onder
druk komen te staan. De groei is immers
in hoge mate afhankelijk van de investe
ringen, welke op dit moment gedaan
worden. Ten dele wijst de OESO erop
dat een geringe groei in de effectieve
vraag op korte termijn de groeimogelijk
heden op middellange termijn in gevaar
brengt, doordat hij in onvoldoende mate
noodzaakt tot een beperkend energie
verbruik en/of het ontwikkelen van al
ternatieve energiebronnen. Hierdoor
blijft de gevoeligheid van de OESO-lan-
den voor geringe aanbodverstoringen
op de oliemarkt zeer hoog. Een lange
economische groei is derhalve geen op
lossing voor de energieproblematiek. Te
bedenken valt dat een redelijke groei
evenzeer bereikt kan worden met min
der energie-intensieve produktietech-
nieken. Een oplossing van de energie
problemen moet dan ook veel meer ge
zocht worden in de aanbodzijde van de
economie, dat wil zeggen in de produk-
tiestructuur. Een dergelijke aanpassing
vanuit de aanbodzijde geldt in de ogen
van de OESO ook in het geval van de
opkomst van nieuwe industriestaten.
Wanneer de geïndustrialiseerde wereld
zich in haar aanbodstructuur niet aan
past aan deze ontwikkelingen, ontstaan
er toenemende problemen voor een
aantal sectoren, een toenemende subsi
diëring van de economie en/of een toe
nemende protectie.
Olieprijsstijging niet afwentelen
in lonen en prijzen
Hoewel de OESO er dus voor pleit om
meer aandacht te schenken aan een
aanbodgericht beleid, erkent zij op korte
termijn ook geen alternatief te hebben
voor het vraaggerichte beleid ter bestrij
ding van de inflatie. Er moet dan wel
voor gewaakt worden dat dit beleid zijn
directe doel van inflatiebestrijding niet
voorbij schiet. Dus wel een vraagdem-
pend beleid, maar niet te stringent en
niet voor te lange duur.
Het zou in de ogen van de OESO al wat
schelen wanneer het besef bij bredere
lagen doordringt dat een olieprijsstijging
uiteindelijk voor de gehele economie
een reële inkomensdaling oplevert.
Hiermee pleit de OESO ervoor de stij
ging van de energieprijzen niet af te
wentelen in de lonen en prijzen. Het
voorkomen van een dergelijke afwente-