kredietrestrictie kritisch beschouwd 14 middelen (spaargelden, lange deposi to's, opgenomen leningen en eigen mid delen) vindt een verruiming van de liqui diteitenmassa plaats. Er worden dan per saldo meer liquiditeiten geschapen dan er vernietigd worden. Op deze bron kan De Nederlandsche Bank invloed uitoefe nen, hetzij direct door het stellen van kredietplafonds hetzij indirect door beïnvloeding van de liquiditeitspositie van het bankwezen. Begin december van het vorig jaar maakte De Nederlandsche Bank bekend dat met de representatieve organisaties van het bankwezen en met de PTT overeen stemming was bereikt over voortzetting van de kredietbeperkende maatregelen gedurende het kalenderjaar 1980. De Bank acht dit noodzakelijk, vooral met het oog op het aanhouden van inflatoire tendenties. De vooruitzichten voor de inflatie zijn in derdaad niet erg rooskleurig. Volgens de meest recente gegevens van het Cen traal Planbureau zal de prijsindex van de gezinsconsumptie in 1980 met 2 punten oplopen tot 6 a 6,5 Toch rijst steeds meer de vraag of deze ontwikkeling een voortzetting van de kredietbeperking voldoende rechtvaardigt. Met name kan in dit verband worden gedacht aan het feit dat de voornaamste oorzaken van de oplopende inflatie niet in de mone taire sfeer gelegen zijn. Een rol in dit verband spelen vooral de sterke stijging van het invoerprijspeil in samenhang met de hogere olieprijzen en de weer aantrekkende stijging van de loonkos ten. Daarnaast is het omvangrijke finan cieringstekort van de overheid een fac tor van betekenis. Doordat het monetaire beleid niet of nauwelijks bij deze oorzaken aangrijpt, dreigt het gevaar dat de schaduwkanten van dit beleid de positieve effecten er van overtreffen. Alvorens hierop in te gaan, lijkt het goed allereerst kort stil te staan bij de aard en de betekenis van het monetaire beleid van De Nederland sche Bank. Stabiliseren Een van de hoofdtaken van De Neder landsche Bank is om de waarde van de gulden zoveel mogelijk te stabiliseren. Zij heeft met andere woorden ervoor te zorgen dat het prijspeil zoveel mogelijk gelijk blijft. Dat dit geen gemakkelijke opgave is, blijkt al vele jaren uit het ver loop van de inflatie. Die opgave is vooral daarom niet gemakkelijk, omdat de Bank niet alle instrumenten in handen heeft om de inflatie aan de wortel aan te pakken. Zij kan in hoofdzaak slechts invloed uitoefenen op de ontwikkeling van de liquiditeitenmassa (de geldhoe- veelheid in ruime zin) en in beperkte mate ook op de wisselkoers van de gul den. Een te sterke groei van de liquiditeiten massa in relatie tot de ontwikkeling van het nationale inkomen kan een zelfstan dige bron van inflatie zijn. Een stijging van de geldhoeveelheid schept ruimte voor een uitbreiding van de bestedin gen. Stijgen de bestedingen meer dan overeenkomt met de groei van de pro- duktiewaarde, dan kan dit zich uiten in Drs. H. A. de Werker Hoofd Studiedienst (verder) oplopende prijzen en/of in een teruglopend saldo op de lopende reke ning van de betalingsbalans. In het laat ste geval zal wanneer dit zich langere tijd blijft voordoen de wisselkoers van de gulden onder druk komen te staan en alsdan via een stijging van het invoer prijspeil de inflatie worden aangewak kerd. Door de liquiditeitenmassa in de hand te houden, kan De Nederlandsche Bank derhalve een overbesteding en een hier uit resulterende opwaartse druk op het prijspeil tegengaan. Hierbij passen ech ter twee kanttekeningen: a De Nederlandsche Bank heeft slechts greep op de ontwikkeling van de liquidi teitenmassa via één bron van geld- schepping namelijk de kredietverlening door het bankwezen. De twee andere bronnen, te weten: de monetaire finan ciering van de overheid en het beta lingsverkeer met het buitenland, ont trekken zich grotendeels aan haar beïn vloedingssfeer; b voor zover prijsstijgingen niet voort vloeien uit bestedingsimpulsen maar uit autonome kostprijsverhogende factoren is een monetaire verkrapping niet de aangewezen remedie. De geldschepping Een uitbreiding van de liquiditeitenmas sa kan op drie manieren tot stand ko men. De doorgaans voornaamste bron is de kredietverlening door het bankwe zen. Tot het bedrag dat banken kredieten verlenen boven de aanwas aan lange Van liquiditeitscreatie is eveneens spra ke wanneer het financieringstekort van de overheid niet volledig wordt gedekt door een beroep op de kapitaalmarkt. Wanneer in de ogen van De Nederland sche Bank dit 'ongedekte' tekort te groot is, kan zij daarover wel haar ver ontrusting uitspreken, doch feitelijk be schikt zij niet over middelen om hier paal en perk aan te stellen. Dit laatste geldt min of meer ook ten aanzien van het saldo van het financiële verkeer met het buitenland zowel uit hoofde van goederen - en diensten - als van kapi taaltransacties. Bij een per saldo grotere inkomende dan uitgaande stroom aan financiële middelen - met uitzondering van het verkeer van de geldscheppende instellingen (banken, PCGD en overheid) - vindt tot het betreffende verschil een verruiming van de liquiditeitenmassa plaats. Ook hiertegenover staat De Ne derlandsche Bank vrij machteloos. Dit betekent dat uitgaande van een toe laatbaar geachte expansie van de liqui diteitenmassa en redelijke indicaties

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 14