was ook aan de orde toen op 6 december jongstleden twee nieuwe hoogleraren aan de Landbouwhoge school in Wageningen zich presenteerden. Zij vullen de plaats op van wijlen professor J. Horring. De nieuwe hoogleraren in de algemene agrarische eco nomie zijn professor P. E. van den Noort en professor J. de Hoogh. Beiden concluderen dat de overheid meer actief en ordenend dient op te treden op de landbouw markt. In een geheel vrije markt zien de hoogleraren weinig heil. De landbouw in ontwikkelingslanden zal het dan afleg gen tegen de moderne landbouw in de rijke landen. Van den Noord wijst erop dat in welvarende landen de vrije markt leidt tot schaalvergroting, druk op de inko mens, afvloeiing van arbeidskrachten, trek naar de ste den en onvoldoende mogelijkheid om rekening te hou den met zaken als milieu en een aantrekkelijk land schap. Volgens professor De Hoogh moeten de rijke westerse landen de wereldmarkt dan wel ontzien en er niet hun overschotten dumpen. De rijke landen zullen hun eigen produktie meer moeten reguleren. Er schuilt veel aan trekkelijks in deze benadering: het teveel bij ons op één noemer brengen met het te weinig in de arme landen. En dat niet via de weg van de voedselhulp maar door de landbouweconomische ontwikkeling. Maar, en dat realiseren de Wageningse economen zich goed, het is een weg met vele landbouwpolitieke voetangels. Een regulerend beleid in bijvoorbeeld de Europese Ge meenschap zal de verhouding tussen landen en be langhebbenden niet onaangetast laten. In een tijd waarin toch al weinig financiële ruimte aanwezig is voor beleid dat de inkomensontwikkeling in de land bouw veilig stelt, zal een verbreding van het landbouw beleid met doelstellingen van ontwikkelingssamenwer king en internationale voedselpolitiek deze ruimte nog eens extra belasten. Bovendien vereist zo'n aanpak nogal wat solidariteit, een punt waarin de EG-land- bouwdiscussies zelden uitmunten. Niettemin hebben de Wageningse economen een eer ste voorzet gegeven voor de landbouwdiscussie in de jaren tachtig. De dikste circulaire van het jaar is zonder enige twijfel die over de jaarstukken, ik realiseer me dat, als ik me met moeite losruk uit de boeiende literatuur, die elke circulaire van de centrale bank sowieso ai is, laat staan als ze zesendertig bladzijden telt. Straks zijn de feestdagen voorbij en komt die fatale da tum onontkoombaar nader, waarop de interne balans en winst- en verliesrekening voorzien van bijlagen en uittreksels onderweg dienen te zijn naar de hoogmo gende heren. Toch maar proberen om het leven van de zonnige kant te bekijken en daarbij hielp het verhaal dat een van onze geachte cliënten en bovendien een goede vriend mij zojuist vertelde. Hij is een zeer welgeklede en waardige hogere ambte naar van middelbare leeftijd, die de wijsheid bezit zijn filosofie voortdurend aan te passen aan de geest van de tijd. Een man die zekerheid uitstraalt, doch dat weerhield drie jongelieden niet om hem onlangs in de avond schemering langs een van de grachten te beroven van zijn portefeuille. Hij heeft het gelaten over zich laten komen, want hoewel in een woordenstrijd zijn spitse geest ongetwijfeld zou hebben overwonnen, tegen de dreigend uitgestoken messen voelde hij zich niet opge wassen. Ach, zoveel geld was het niet en het verdwijnen van papieren brengt wat rompslomp mee, maar vooral het verlies van de mooie en vertrouwde portefeuille gaf echte ergernis. Een groot geluk dus dat de volgende ochtend een jon geman opbelde met het bericht dat hij de portefeuille had gevonden, zonder geld uiteraard maar met de pa pieren. Het adres waar hij diezelfde middag zijn bezit kon te rughalen was in zo'n straatje, waar alle ramen knus heid uitstralen via kunstzinnige macraméwerken, ge laagde plantengroei en bruine buitenbeits. Een leef- straat, die als je de voordeuren mag geloven wordt be woond door mensen, die alleen maar voornamen heb ben. Het was bij Jurgen-Jan en Truus en het kaartje zei 'tweemaal bellen'. Vreemd genoeg bleef elke reactie uit, ook na een paar keer proberen. Mijn vriend raakt door zoiets niet van slag en besloot later nog maar eens terug te komen. Bij het weggaan wierp hij nog een blik op het kaartje en tot zijn verbazing stond er niet tweemaal bellen, maar 'tweemaal blaffen'. Nu kende hij het gevoel voor humor van de tegenwoor dige jeugd heel goed uit de schouwburg, waar ze altijd lachen op de momenten die hij daarvoor te ernstig vindt. Er groeide onstuitbaar een heftige twijfel in hem. Hij keek eens om zich heen en zag dat hij alleen was in de straat. Toch maar doen? Voor alle zekerheid deed hij de brievenbus open, bukte zich en Het twee fikse na tuurgetrouwe hondeblaffen los op de stille gang achter de deur. Het geblaf werd onmiddellijk van binnen uit beant woord. Er ging een deur open en er holde iemand de trap af. Binnen tien tellen ging de buitendeur wijd open en daar stond Jurgen-Jan: U bent zeker de meneer van de portefeuille! De overdracht was snel geregeld en de boekenbon bleek een feilloze keuze die aan gêne over al of niet be loning krijgen direct een einde maakte. Mijn geachte vriend is echter een man, die niet met on opgeloste raadsels door het leven wenst te gaan en hij ondervroeg Jurgen-Jan dan ook over het tweemaal blaffen. Kijk, Jurgen-Jan woont op de zolder aan de achterkant en hoort de bel niet. Zijn hond Truus met wie hij studie en leven deelt onderbreekt er haar slaapje ook niet voor, maar reageert met veel enthousiasme op de min ste blaf. Vandaar het tweemaal blaffen: Truus blaft te rug, Jurgen-Jan weet dat er visite is en boldert de trap af om de deur open te maken. Maar stel nou dat u die scène had gezien: Een deftig heer van middelbare leeftijd, geklede jas en keurig ge borstelde Homburg, die in een straat met kleine bruine huisjes op zijn paraplu geleund tegen een deur staat te blaffen. U had net als ik een veel moeilijker oplossing gezocht dan de eenvoudige die het ware leven ons blijkt aan te reiken. Of niet soms? Cas Sier

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 35