woningprijzen beter-later-dan-nu stemming heerste, droeg ertoe bij dat men zich veel kriti scher tegenover het aanbod ging op stellen. In 1979 golden de genoemde negatieve factoren in dezelfde of soms zelfs ver sterkte mate. Zo liep de hypotheekrente omhoog en gingen er, wat de automati sche prijscompensatie betreft, stemmen op deze te schonen van bepaalde in vloeden zoals energieprijsstijgingen. Beide zetten een verdere domper op het verwachte inkomens- en woonlasten verloop. Per saldo was het resultaat van het beschreven proces een prijsdaling van gemiddeld circa 15%, gerekend vanaf het hoogtepunt van de markt me dio 1978 tot aan ultimo 1979. In absolu te cijfers komt dit neer op een daling van de gemiddelde woningprijs van cir ca 200 000 medio 1978 naar 170 000 ultimo 1979. De verwachtingen voor de nabije toekomst Alvorens de woningprijzen, zoals bij voorbeeld in de jaren 1965/1975, weer grotendeels parallel aan de bouwkos tenstijging zullen gaan verlopen en de toename dus weer grotendeels auto noom zal zijn geworden, dienen er twee kloven te worden gedicht. Het betreft de kloof tussen het woningprijs- en inko mensniveau en die tussen de prijzen van bestaande en nieuwe woningen, vooral premiekoopwoningen. Deze overgang vanuit een tekortschietende effectieve vraag naar een zeker evenwicht tussen vraag en aanbod kan met name plaats vinden via prijs- en/of aanbodaanpas singen. Vermindering van het aanbod van nieuwe woningen dient in dit ver band echter als ongunstig te worden bestempeld. Op peil houden van dit aanbod verdient om twee redenen de voorkeur. In de eerste plaats helpt dit de uit de hand gelopen prijzen van be staande woningen terug te drukken naar het nieuwbouwniveau. Tevens draagt het ertoe bij dat de kans op een hernieuwd effectief vraagoverschot, met alle nadelige prijseffecten van dien, zo klein mogelijk gehouden wordt. Naast het overbruggen van de genoem de kloven dient de soepelheid waarmee en het psychologisch klimaat waarin het marktproces functioneert, te verbeteren. Hoeveel tijd dit alles gaat vergen valt thans nog niet te overzien. Dit is mede afhankelijk van de wijze waarop en de mate waarin de aanpassingen zullen plaatsvinden. Wel valt te voorzien dat 1980 niet het jaar zal zijn waarin het aanpassingsproces zal zijn voltooid. Immers, de hypotheekrente zal ook in 1980 vermoedelijk op een vrij hoog ni veau blijven, terwijl de inkomensver wachtingen gematigd zullen zijn. Ook vestigingsverordeningen en ver- koopregulerende bedingen zullen in de- I zelfde mate als voorheen hun negatieve invloed blijven uitoefenen terwijl, on danks positieve verklaringen van het j huidige kabinet hieromtrent, de fiscale j behandeling van hypotheekrenten als een zwaard van Damocles boven de markt blijft hangen. De oorzaak van het laatste ligt bij de in de Tweede Kamer over dit onderwerp geventileerde opvat tingen. Deze maken het aannemelijk dat een volgend kabinet, van een wellicht andere politieke samenstelling, beper kende maatregelen invoert. In deze omstandigheden zal men het aanvangswoonlastenniveau niet hoog laten oplopen. Dit betekent dat een toe name van het aantal effectieve kopers, ervan uitgaande dat de potentiële ko- persgroep niet kleiner is geworden, voornamelijk via prijsaanpassingen zal moeten plaatsvinden. Deze aanpassin gen zullen vooralsnog neerwaarts ge richt zijn, omdat de kloof tussen wo ningprijs- en inkomensniveau, ondanks de eerste aanzet daartoe, via de ge noemde prijsdaling van 15%, nog niet volledig is gedicht. De daling zal echter naar verwachting vrij gematigd zijn en na verloop van tijd tot stilstand komen. Dit omdat er momenteel aan de aan bodzijde, hoewel met name waar het nieuwe woningen betreft markttech nisch minder wenselijk, toch aanpassin gen in de zin V3n aanbodverminderin gen plaatsvinden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 32