een bedrag toekennen'. 'Wij komen op gevaarlijk terrein' zegt de voorzitter 'waar is het eind daarvan? Laat elk van de leden 1 gulden geven, dan is hij ook geholpen'. Na veel gepraat kreeg het lid f 100,- uit de reserve in wekelijkse termijnen, maar ook zal de armmeester worden opge wekt om te helpen, en zo kwam ook hier de ware Raiffeisengeest om de hoek kij ken. Het was maar een vraag en niet méér, toen een lid wilde weten of 'onze Bank failliet kan gaan'. Kassier had daarop een goed - maar wel uitvoerig - ant woord en sprak aldus: 'Een spaarder uit Holland (d.w.z. de rest van Nederland) vroeg ten spoedigste zijn spaargeld op. Ik moest juist naar Holland en nam zijn spaargeld mee. Na uitbetaling vroeg ik waarom hij het spaargeld wilde opne men. Het antwoord luidde dat hij vrees de dat de Bank wel eens failliet kon gaan. Toen echter duidelijk werd ge maakt hoe onze Bank werkt, nl. coöpe ratief, werd het spaargeld teruggegeven met nog f 800,- bovendien Met moeite kan men zich de enorme geldontwaarding voorstellen sedert de twintiger jaren. Op de Ledenvergadering van 1923 werd door bestuur en raad v. toezicht voorgesteld om f 100,- toe te kennen aan het Groene Kruis om 'een Zuster met standplaats Tijnje te kunnen benoemen.' Aangenomen tot wederop- zeggens. In 1924 werd een voorstel ter tafel ge legd om f200,— subsidie te geven voor verharding van de verbindingsweg Tijn- je-Oldeboorn. De één vond dat te laag en wilde wel f 500,- laten geven, de an der vond het bedrag van f200,- 'wel letjes', dus werd f200,- toegestaan mits die weg tot stand kwam vóór 1 ja nuari 1927. De inspectie van de Centrale Bank gooi de roet in het eten en plaatste een aan tekening in de notulen 'Niet goed. Insp. CB' en ondertekend door Hendriksen (de latere hoofdinspecteur). Jammer van die goede bedoelingen. Tengevolge van meerdere aanmerkin gen op subsidies zouden ook andere subsidies jaarlijks worden verminderd: 'afgebouwd' heet dat tegenwoordig zo duidelijk. Hebben die aanmerkingen misschien geleid tot de vraag 'hoe het staat met de controle bij de Raiffeisen-Bank en of die heeren daar ook onder Staatscon trole staan?' In 1930 werden toch maar subsidies ge geven aan het Groene Kruis en de 'Kin- derfacantie Colonie'. Toen al een vulpen Op 5 april 1935 bleek dat kassier kort geleden tachtig jaar oud geworden was. 'Het bestuur heeft hem met een klein cadeautje vereerd namelijk een vulpen' waarmee de vergadering het roerend eens was. Helaas werden de Ledenvergaderingen steeds slechter bezocht. Er is daarover veel gepraat en van gedachten gewis seld: er was echter geen kruid tegen ge wassen. Kassier woonde nogal buiten het cen trum van de plaats en hield zich niet aan bepaalde zitting-uren. Daartegenover stond dat hij ook graag iedereen, op welk moment van de dag dan ook, wilde helpen. Het zou wenselijk zijn wanneer verandering zou komen, 'om de zetel van de Bank meer in de kom van Tijnje te brengen'. Kassier Bok zag dit wel in blijkbaar en gezien zijn zeer hoge leeftijd vroeg hij per 1 juli 1939 ontslag. Deze ontslagaanvrage had als direct ge volg dat besloten werd, om zo spoedig mogelijk een eigen, nieuw bankgebouw te stichten, zij het dan dat daaraan een uitvoerige discussie vooraf ging. De Ledenvergadering van 3 december 1940 werd geopend 'na het gebruike lijke Friesche halfuurtje'. (Zo had en heeft vrijwel elke plaats en provincie een eigen gebruikelijk halfuurtje!) Be halve bestuur en raad van toezicht wa ren zelfs ook nog vijf gewone leden aan wezig en 'den kassier H.Tj. de Jong'. In weerwil van de zeer drastisch gewij zigde omstandigheden door de vijande lijke bezetting was dus opnieuw de ver gadering zeer slecht bezocht. De vergadering was unaniem van de zelfde gevoelens als het bestuur dat de aanschaffing van spaarbusjes ad f2,40 per stuk nogal kostbaar voorkwam 'en er dezerzijds niet zooveel nut van werd ingezien'. Op de eerste Ledenvergadering na de bevrijding verschenen zes 'gewone le den' nadat op gebruikelijke wijze een half uur te laat begonnen werd, waaruit, naar voorzitter zegt 'hopelijk geconclu deerd mag worden dat de Bank nog wel het vertrouwen van de leden bezit. Dat mag ook wel want in het afgeloopen jaar is nog een winst van achthonderd gulden gemaakt: in hoofdzaak door het verstrekken van gelden aan Gemeenten en Publiekrechtelijke Lichamen en zullen we hopen dat ook het zakendoen door particulieren meer opleeft'. 'Het geld van de boer' De heer M. v. d. Berg, die na dertig jaren de belangen van de Bank te hebben ge diend, zich niet meer herkiesbaar stelde, werd 'met een tuinbank vereerd en spreekt (voorzitter) namens het bestuur de wensch uit dat van den Berg nog lan gen tijd gebruik van dat cadeau mag maken'. Een lid gaf nog in overweging om bij aankoop van dergelijke cadeaus steeds een lid van de Boerenleenbank te begunstigen. Op de vergadering van 1947 verscheen geen enkel gewoon lid. Bestuur en raad v. toezicht hadden dus geen moeite met het afwerken van de agenda. Na de Bevrijding werd door de Propa- ganda-afdeling van de Centrale Bank (deze afdeling bestond uit de heer Vroom met één assistent) de film: 'Het Geld van den Boer' in roulatie gebracht. Van deze zwart-wit-film is nog een re delijk exemplaar aanwezig bij de Centra le Bank. De heren Knobbe en Huisman 'bevelen het zien van deze film ten zeerste aan terwijl voorzitter de leden opwekt om met hunne dames die avond (d.w.z. in november) op 't appel te zijn, gezien de propagandistische waarde van de film terwijl deze tevens een aangenaam uur- i tje bezorgd.' j Wat betreft de slechte opkomst ter ver- gadering ontmoet Terugblikker nu een geheel nieuw gezichtspunt. Een bestuurslid, de heer Huisman, 'schrijft dit voor een gedeelte toe aan de verplichte geheimhouding, daardoor is er weinig gelegenheid tot het voeren van Critiek, de menschen komen 't liefst als er critiek geleverd kan worden en er j dus oppositie is I Maar toch groeide de Bank gestaag en werd in 1953 voorgesteld een eigen bankgebouw te stichten. Kan dat wel en kan de Bank wel f25 000,- daarvoor j uittrekken? Zo'n gebouw moet uit de reserve be taald kunnen worden en daaruit blijkt weer dat het kweken van een zekere re serve tot een goed beleid behoort; dat is duidelijk. Het huidige gebouw (1953) was veel te klein. Het kantoor te be krompen, de wachtkamer slecht en be stuursvergaderingen moeten in de huis kamer van kassier worden gehouden. Het nieuwe gebouw zal er komen en voorzitter hoopt dat alle aanwezigen 'deze vergadering tevreden zullen verla ten'. Aan de tevredenheid van de, in 1956, 263 leden behoeft niet te worden ge twijfeld. Op die Ledenvergadering was één zeer getrouw lid, de heer M. Lan- genberg, aanwezig. Nadat het gebruike lijke halfuurtje onder gezellige kout ver streken is, constateerde voorzitter dat het een wel 'onwennige indruk' geeft dat slechts één gewoon lid is opgeko men. Conclusie van de voorzitter: de functies van bestuur, raad van toezicht en kassier worden goed vervuld. Er was blijkbaar nooit iets 'byzonders' aan het handje. Anders zouden de leden wel in groter getale zijn opgekomen. In 1957 blijkt dat de mede-oprichter, de heer R. v. Dam is gestorven. Voorzitter wijdde gloedvolle woorden te zijner na gedachtenis, maar tijdens de rondvraag j bracht een lid het vijftigjarig bestaan van de Bank ter sprake. Na wat heen en weergepraat zegt de voorzitter toe dit nog eens onder de loep te nemen. Op 5 november 1957 werd dit feit stijl vol herdacht. Uit de, in het Fries uitge- sproken, genotuleerde openingsrede leest Terugblikker dat van de oprichters reeds 15 gestorven zijn en dat nog in le ven en tevens aanwezig is de heer T. Poelstra aan wie een doos sigaren werd gegeven. Dat feest had helaas niet als gevolg dat op de volgende vergaderingen meer I 'gewone' leden verschenen. De openingsrede 'in mineur' op de Le- denvergadering van 1959 spreekt droe vige boekdelen. Uw Terugblikker gaat nu naar Jubbega om te kijken of daar meer medelevende leden te vinden zijn. Tb.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 27