kwaadaardige slopende ziekte voor 's
lands economie is.
Niet iedereen deelt deze mening,
althans handelt daar niet naar. De vraag
zou eens zó moeten worden gesteld:
verdragen inflatie en democratie elkaar?
Daarop moet waarschijnlijk ontkennend
worden geantwoord. Welnu, hoeveel
zijn ons de verworven democratische
rechten waard? Veel, maar dan is de
keus niet moeilijk. Welnu, als wij in
Nederland en in Europa niets doen dan
zullen wij rond 1984 weer met een dijk
van een inflatie te maken hebben. Voor
de handhaving van de waarde van de
gulden staat De Nederlandsche Bank op
de bres. Maar alléén is ook deze
respectabele instelling machteloos.
Voorshands zien wij echter niet dat de
belangrijkste spelers in het socio-
politieke concert in Nederland bereid
zijn om Sint Joris in zijn eenzame
gevecht tegen de inflatiedraak bij te
staan. Daarmee komen we dan bij het
bankwezen. De Centrale Bank President
adviseert de centrale overheid, houdt
boetepreken en schrijft jaarverslagen,
maar effecten daarvan kunnen niet
worden afgedwongen. Ten aanzien van
de banken in Nederland ligt dit anders.
Zij zijn hét instrumentarium bij uitstek
van 's lands inflatiebestrijder. En dit
instrumentarium wordt des te
belangrijker zolang de monetaire
politiek, bij gebrek aan een
evenwichtige economische politiek,
waaraan centrale overheid, sociale
partners enzovoorts, hun eigen bijdrage
geven, domineert.
Toeziend oog
Zo zal dus het globale beeld voor de
komende jaren er uit zien. De banken
zijn groot geworden en zullen daarom
onder het toeziend oog van de Grote
Roerganger de gezamenlijke
verantwoordelijkheid voor de economie
moeten dragen, een
verantwoordelijkheid die zij nillens
willens op de schouders hebben
gekregen.
Dit betekent voor de banken:
volumeverhoudingen op de geld- en
kapitaalmarkten die niet altijd
overeenkomen met de wensen van het
bankmanagement in Nederland.
Renteniveaus die in het algemeen hoger
liggen dan de banken verantwoord
zullen vinden om hun cliënten in
rekening te brengen. Wijzigingen in de
balansstructuur van de banken die wel
te voorspellen zijn maar veel problemen
zullen geven. De voortzetting van een
regime van directe kredietbeheersing
waardoor het bankwezen in
toenemende mate haar rol als
geldscheppende instellingen ziet
afnemen en haar functie ziet gaan in de
richting van de zogenaamde secundaire
banken, als gevolg van de min of meer
opgelegde rol van doorgever van
neutrale passiva.
De institutionele beleggers, dé grote
leveranciers van neutrale passiva voor
de banken, zal deze ontwikkeling in de
kaart spelen. Deze zijn in de regel, en
voor de toekomst, uit op hoog
rendement, naast een risicomijdend
karakter van hun beleggingen. De
banken zullen aan deze institutionele
beleggers een doeltreffend
beleggingsalternatief bieden en worden
daarmee een belangrijke tussenschakel
in de voorheen directe kapitaalstroom
van institutionele beleggers naar
bedrijfsleven.1)
Gedachten over bankieren in de
tachtiger jaren doet onherroepelijk de
micro-elektronica ten tonele
verschijnen.
Welnu, men behoeft geen profeet meer
te zijn om te kunnen voorspellen dat
elektronische gegevenstransmissie bij
uitstek van grote invloed zal zijn op de
banken, wier bedrijf immers
tegenwoordig nog voornamelijk uit
gegevensverwerking bestaat.
Technologische ontwikkelingen zullen
het gezicht van het bankwezen in het
komende decennium onherkenbaar
veranderen, speciaal het cash and carry
bankwezen. De veranderingen zullen
onder andere betrekking hebben op:
- elektronisch betalingsverkeer
- concurrerend gebruik van computers
bij bankcliënten
- informatievoorziening met een hoge
toegevoegde waarde
- nieuwe toepassingen in de
gegevensverwerking en processing.
Dit alles zal belangrijke investeringen
meebrengen in terminals, in data-base-
management en in netwerksystemen.
De Rabobank is met de tachtiger jaren
in dit opzicht al enkele jaren geleden
begonnen.
Strategisch
De banken staan op de drempel van
grote, nieuwe strategische
V cf. Het functioneren van managers in
de toekomst, Nive publikatie nr. 650,
K/uwer 1979.