frrrrmi inspelen op olieprijzen Daar deze eerste groep een groot aan deel in ons bruto nationaal produkt heeft en eveneens sterk in ons export pakket vertegenwoordigd is, zou zo'n verschuiving een vermindering van de economische groei tot gevolg kunnen hebben. In het verleden hebben we dit in de ontwikkeling van de petro-chemi- sche industrie weerspiegeld gezien. De toename van de energieprijzen wak kert eveneens de algemene inflatie aan die via de prijscompensatie de lonen verder omhoog stuwt. Vervolgens kan dit tot minder werkgelegenheid leiden. Bij het laatste dient aangetekend te worden dat de energie-intensieve be drijfstakken vaak ook arbeidsextensieve bedrijfstakken zijn, zodat per saldo het negatieve werkgelegenheidseffect in eerste instantie meevalt. In tweede in stantie echter, wanneer het prijseffect van de duurder wordende energie in de gehele economie doorwerkt, kan de aantasting van de werkgelegenheid gro tere vormen aannemen. Het CPB heeft getracht om via een modelmatige aan pak enige duidelijkheid te scheppen in de macro-economische gevolgen van de recente olieprijsstijgingen voor ons land. De resultaten mogen niet te abso luut worden gezien. Het zijn indicaties van de richting waarin de diverse eco nomische variabelen zich zullen bewe gen. Het CPB ging bij zijn aanvankelijke bere keningen uit van een gemiddelde olie prijsstijging in 1979 van 25%. We we ten nu dat deze stijging circa 28 be draagt, hetgeen op de berekeningen echter nauwelijks van invloed is. Voor 1980 werd eerst (zie tabel III), een ge middelde prijsstijging van 20% ge raamd, waarbij het Planbureau ervan uitging dat deze stijging in de loop van 1980 verder zou gaan. Daarover straks Zonder energie geen welvaart. Zo was het in de tijd dat kolen sjouwers en paard en wagen nog een alledaagse verschijning waren in het vaderlandse straatbeeld. Zo is het uiteraard nog steeds. Naarmate de energieprijzen blij ven stijgen worden we ons dat steeds pijnlijker bewust. Er is dan ook heel wat geld voor no dig om bijvoorbeeld bij Hoog ovens de schoorstenen aan het roken te houden. Het wordt dan ook de hoogste tijd dat alternatieve energie voorzieningen, gepaard aan een sterke energiebeperking, opera tioneel worden. Worden we weer het land van de windmo lens? niet gezuiverd voor prijseffecten ten ge volge van energieprijsverhogingen. Opgemerkt zij daarbij dat het bedoelde effect op de prijs van de particuliere consumptie ruim 1 bedraagt, directe maar ook indirecte effecten meegere kend (zie tabel III). Uit de tabel blijkt dat de olieprijsstijgin gen in 1980 tot een niet onaanzienlijke inflatieversnelling leiden en tevens de groei in niet geringe mate terugdringen. De toegenomen inflatie ontstaat niet al leen door de prijsstijging van de ener giedragers zelf, maar ook als gevolg van de koppelingen die bestaan tussen zo wel olie als gasprijzen, als tussen prijzen en lonen. De afname van de economische groei vloeit voort uit de vertraging van de groei van de wereldhandel, die onze ex port aanzienlijk doet afnemen. De ver schuiving in het wereldhandelspatroon ten nadele van ons exportpakket speelt ons ook parten. Daardoor ook, komen in verband met de reële inkomensverlie zen, de binnenlandse bestedingen, te weten de bedrijfsinvesteringen en de particuliere consumptie, onder druk te staan en komt vervolgens de werkgele genheid in gevaar. Modelmatig zou een werkloosheidstoe name van meer dan 20 000 personen het gevolg zijn. Daar echter in het ge hanteerde model te weinig rekening is gehouden met het arbeidsextensieve karakter van de energie-intensieve be drijfstakken werd dit resultaat bijgesteld tot 10 000 personen. meer. In vergelijking tot de prijs van in- dustrieprodukten zou dit echter een ge ringe daling inhouden. Tevens werd aanvankelijk aangenomen dat op voor onze uitvoer relevante markten geen terreinverlies zal optreden. Wel werd verondersteld dat zich binnen de we reldhandel een verschuiving zal voor doen in de richting van minder energie- intensieve produkten. Daardoor zou de groei van de voor onze uitvoer relevante marktomvang geringer zijn dan de tota le wereldmarktgroei, hetgeen beteken de dat onze totale goederenuitvoer zal achterblijven bij de wereldhandel. Dit terreinverlies werd aanvankelijk voor 1979 en 1980 te zamen op 2 van de uitvoer gesteld. Ten slotte zij vermeld dat het CPB er aanvankelijk van is uitgegaan dat loon indexering plaatsvindt op basis van de optredende consumptieprijsstijging, dus

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 18