1978, ondanks de moeilijkheden in Iran, was er toch sprake van een krappe markt. Dit was onder meer het gevolg van de zeer strenge winter, waardoor meer op de olievoorraden werd inge teerd dan gebruikelijk was. Hierdoor lie pen de prijzen op de vrije oliemarkten te Rotterdam en Genua tot ongekende hoogte op. Deze prijsbeweging, die toch al een doorn in het OPEC-oog was (en is), was aanleiding tot een versnelde verhoging van de olieprijzen door de OPEC-landen. Het gevolg was, dat de prijs van 14,55 per vat, die voor okto ber 1979 was gepland, al per 1 april jl. gerealiseerd werd. In het tweede kwar taal zette de onrust zich voort. Enerzijds zagen wij aan de vraagzijde de verbrui kers in versneld tempo hun voorraden aanvullen, terwijl zij tegelijkertijd afspra ken te bezuinigen (5 anderzijds viel aan de aanbodzijde waar te nemen, dat de OPEC-landen in juni jl. tot de groot ste prijsverhoging sinds de crisis in 1973/1974 hadden besloten. Destijds was er sprake van een verhoging van 3 naar 11,58. Bij de prijsaanpassing van juni ging het 'slechts' om een verhoging met $3,45 per vat tot 18. Een verzesvoudiging van de prijs in bijna zes jaar (zie tabel 1 Voorts kwamen de OPEC-landen in juli jl. overeen, dat per vat een maximum toeslag van 2 geheven kon worden. Met uitzondering van Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten werd dit door alle landen toegepast. Samen met de reeds bestaande toeslagen werd een prijs van 23,50 per vat olie gerea liseerd. In dollars uitgedrukt betekende dit een stijging die 60 hoger lag dan de prijzen eind 1978. Hoewel aanmerke lijk minder dan de procentuele toename in 1974, te weten bijna 300%, heeft deze verhoging vooral door het toege nomen olieverbruik in de wereld van vandaag wederom grote gevolgen. Hoe het verder ging in het laatste kwartaal van 1979 staat in het begin van dit ver haal. Afhankelijkheid De invloed op de lopende rekening van de diverse betalingsbalansen is op nieuw aanzienlijk. Met name het tekort bij de ontwikkelingslanden spreekt boekdelen (zie tabel II). Daar deze landen sinds de vorige olie crisis reeds ver in de rode cijfers zaten, is hun positie nogal uitzichtloos en zal hulp van met name de OPEC- en de OESO-landen onontbeerlijk zijn. Het te kort binnen de OESO is ook 'niet niks', maar aangezien de OPEC-landen hier hun verkregen middelen zullen moeten besteden, is de toekomst voor deze lan den veel rooskleuriger. Toch wordt het OESO-gebied wederom met de neus op de afhankelijkheid van de OPEC-landen gedrukt. Die afhankelijkheid is niet op korte ter mijn terug te draaien. Op langere ter mijn is de kans groter, zowel door ver anderingen aan de aanbodzijde als aan de vraagzijde. Aan de aanbodzijde is vooral de exploiratie en exploitatie van nieuwe energiebronnen belangrijk. Hier bij dient niet alleen gedacht te worden aan de ontdekking van nieuwe olie- en gasvoorkomens, maar ook aan de exploitatie van reeds bekende voorko mens via nieuwe technieken (Venezue la) die vanwege het huidige en toekom stige prijsverloop rendabel zullen wor den. Nationale ontwikkeling Bezuiniging in Nederland of drastischer gezegd, tegengaan van verspilling, wordt op dit moment onder meer aan gepakt via een nationaal isolatieplan. Met name de strengere eisen voor isola tie bij nieuwbouw moeten op den duur tot een gemiddelde teruggang van het Een van de redenen waarom een forse energiebesparing op korte termijn nog niet van de grond zal komen is, dat de meeste particuliere verbruikers de kos ten, gepaard gaande met bezuiniging, op korte termijn willen terugverdienen. Een niet onaanzienlijke verdere prijsstij ging van energie zou dit bedrag echter kunnen veranderen. Besparingen via het prijsmechanisme lijken mogelijk. Een andere moeilijkheid bij het tot stand komen van besparingen is bijvoorbeeld de onbekendheid bij ruim de helft van het bedrijfsleven met de subsidiemoge lijkheden. Een doeltreffender voorlich ting zou deze situatie kunnen verbete ren. Ondanks de bezuinigingsinspanningen Tabel 1 PRIJS VAN RUWE OLIE, SAOEDI-ARABIË 1970 1973 1974 1978 juli 1979 In dollars per vat 1,80 3,27 11,58 Verhoging in 82 254 12,70 10 18 42 Bron: U.N. Monthly Bulletin. Tabel II LOPENDE REKENING VAN DE BETALINGSBALANS 1973 1974 1978 1979 mld. dollars OESO 9,9 -27,5 OPEC 7,7 59,5 Ontwikkelingslanden - 6,2 -23,3 Rest wereld1 -11,4 - 8,7 6,5 6 -35 22,5 -27,5 54 —47 20,5 1 Inclusief statistische verschillen. Bron: OECD energieverbruik per woning leiden. Daarnaast moet dit isolatieplan ook bij de bestaande bouw tot resultaat leiden. Het netto resultaat zal daar echter min der zijn. Een forse daling van het energieverbruik zit er op korte termijn echter niet in. Zo kost het vervangen van het wagenpark tien jaar; de overgang op een ander ver warmingssysteem voor huishoudingen (stadsverwarming) en industrie duurt twintig tot dertig jaar en de vernieuwing van alle woningen en gebouwen vergt omstreeks een eeuw. Autoloze zonda gen zijn, hoe goed ook bedoeld door de heren politici, een vorm van bezuiniging, die nauwelijks zoden aan de dijk zet. Vooral als men beseft, dat het energie verbruik van het autopark slechts 5 van het geheel is. Bezuiniging zal dan ook pas op langere termijn het verbruik fors terug kunnen brengen. Volgens Shell zou het energie verbruik per eenheid bruto binnenlands produkt in West-Europa met wel 30 kunnen worden verminderd als alle energieverbruikende apparatuur beant woordde aan een doelmatigheidsnorm, die tegen de huidige energieprijzen commercieel interessant is. zal Nederland langzaam maar zeker steeds meer energiedragers moeten im porteren. Dat wordt voornamelijk ver oorzaakt door de vermindering van onze aardgasvoorraad. De direct consequentie daarvan is het nog gevoeliger worden voor prijsstijging van olie, die in steeds geringere mate door het afnemend exportvolume aan aardgas kan worden gecompenseerd. Bovendien lijkt het energieverbruik in ons land per hoofd van de bevolking be duidend boven dat in de andere OESO- landen te liggen (Verenigde Staten en Canada uitgezonderd). Dat is gedeelte lijk ook het gevolg van ons energie-in tensieve exportpakket. Gevolgen voor Nederland Onderzoekingen van het Centraal Plan Bureau toonden laatst aan dat prijsstij gingen van energie, die uitgaan boven de algemene prijsstijging enerzijds tot besparing kunnen leiden, maar ander zijds ook tot een verandering van de economische structuur, namelijk tot een verschuiving van energie-intensieve naar minder energie-intensieve bedrijfs takken.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 17