HET AMSTERDAMSE MIDDENBEDRIJF IN BEWEGING midden- en kleinbedrijf me ondernemer kennen elkaar al drie kwart eeuw goed,' stelde Duisenberg. Van 5% naar 10% Hij nam de handschoen op die premier Van Agt op een congres in het najaar de banken toewierp. 'Bezien moet worden,' aldus Van Agt, 'of overheidsmaatrege len van organisatorische, budgettaire en fiscale aard een bijdrage aan de oplos sing van de knelpunten kunnen geven. Maar ook vraag ik aan de bankiers in Nederland om met ons mee te denken over een manier waarop wij de investe ringsmogelijkheden in kleine onderne mingen kunnen verruimen en daarmee hun voortbestaan en hun groei in aantal kunnen verzekeren.' Duisenberg stelde de regering mede naar aanleiding van die uitnodiging voor om initiatieven te ontwikkelen die leiden tot verruiming van de 5 %-grens welke de wet toezicht kredietwezen stelt voor deelname door banken in ondernemingen. Volgens die wet mag een bank zonder ontheffing van De Nederlandsche Bank niet meer dan 5 van het eigen vermogen van ondernemingen bezitten. 'Optrekking van die grens naar bijvoor beeld 10% zou in het licht van de ont wikkelingen in de vermogensverhoudin gen in het Nederlandse bedrijfsleven best kunnen worden overwogen. Maar een grens - en wel een lage grens - is geboden omdat naar mijn mening steeds de gedachte moet blijven over heersen dat de banken geen mede-on dernemers mogen worden. De onderne mer en de bank hebben ieder een eigen verantwoordelijkheid en een eigen risi co. Vermenging daarvan kan de objecti viteit van de bank in gevaar brengen. Om die reden stelt de wet terecht een grens,' aldus Duisenberg. Stroomlijnen Hij vond overigens dat de overheid van haar kant nog wel het een en ander zou kunnen doen om de krediet- en subsi dieverlening aan het midden- en klein bedrijf te stroomlijnen. Ten aanzien van de kredieten met over- heidsgarantie voor deze bedrijven be staan bijvoorbeeld thans nog twee cir cuits, een erfenis uit de tijd dat de ga rantiekredieten het monopolie waren van de Middenstandsbank. Het eerste circuit betreft aanvragen voor garantiekredieten via de Midden standsbank. Het tweede de aanvragen via de andere banken, waaronder ook onze Rabobanken. 'Beide circuits,' aldus Duisenberg, 'heb ben een eigen beoordelingscommissie. Ik verklap u, denk ik, geen geheim als ik zeg dat deze ingewikkelde constructie de uitkomst is van een puur politiek compromis tussen de toenmalige staatssecretaris van Economische Za ken (Hazekamp, red.) die eigenlijk de monopoliepositie van de Middenstands- bank wilde handhaven en de toenma lige minister van Financiën (Duisenberg, red.) die het bestaande circuit wilde uit breiden tot één, waaraan alle banken konden meedoen.' Voor beide circuits geldt dat te vaak ex terne, adviserende instanties moeten worden ingeschakeld en dat reeds voor luttele bedragen de goedkeuring van Economische Zaken vereist is. Dit bete kent, meende Duisenberg, dat in een aantal gevallen de ondernemer de dupe kan worden als gevolg van onnodig lan ge procedures. Maar vaak ook zal de bank in arren moede op de beslissingen vooruit moeten lopen. 'Wanneer de staatssecretaris constateert dat het aantal garantie-aanvragen achterblijft bij de verwachting, dan komt dat niet zoals hij veronderstelt omdat de vermo genspositie van het midden- en kleinbe drijf bevredigend is - dat is die allesbe halve - maar omdat de hele garantie kredietverlening te ingewikkeld is en te langdurig verloopt.' 'Voorts zou,' ver volgde Duisenberg, 'nagegaan moeten worden of de werkingssfeer van de ga rantiekredieten niet kan worden uitge breid, zodat meer bedrijven zouden kun nen profiteren van de voordelen.' De nu geldende criteria zijn namelijk zo, dat garantiekredieten gegeven worden aan bedrijven met maximaal 100 werkne mers en, voorzover het industriële be drijven betreft, met een omzetmaximum van 7,5 miljoen gulden. Ten slotte hield Duisenberg nog een pleidooi 'nu ik toch bezig ben de rege ring te adviseren, kan er nog wel één advies bij' - voor het onder één dak brengen van de tientallen subsidierege lingen voor het bedrijfsleven. 'Dat zou meer duidelijkheid brengen en de effec tiviteit verhogen. De ondernemers zien door de bomen het bos niet meer.' Hij zag voor de banken in dit verband een adviserende en bemiddelende rol weg gelegd. Onderzoek Prof. dr. J. G. Lambooy publiceerde op het symposium een door hem en de Stichting voor Economisch Onderzoek van de Universiteit van Amsterdam ge houden onderzoek naar het midden- en kleinbedrijf in Amsterdam. Gezien het lokale karakter van dit onderzoek gaat een uitvoerige bespreking daarvan op deze plaats te ver. In de toelichting staan echter een paar interessante op merkingen. Zo blijkt uit tal van onder zoeken in het buitenland dat daar de dy namiek van de economie vooral plaats heeft in de kleinere bedrijven. 'In de Ver enigde Staten is kort geleden een rap port van professor David Birch uit Bos ton verschenen. Daarin werd verslag gedaan van een grootscheeps onder zoek naar het ontstaan van nieuwe be drijvigheid. De uitkomsten waren zeer verrassend. In tien jaar tijds waren bui ten de kwartaire sector, dus door het bedrijfsleven zelf, 4,5 miljoen nieuwe ar beidsplaatsen geschapen en - nog ver rassender - vooral in het kleinere bedrij ven: 80% van de groei werd gereali seerd in bedrijven met minder dan 100 personen en zelfs 66 in bedrijven klei ner dan 20 personen. Deze verrassende dynamiek heeft in Ne derland helaas niet plaatsgevonden. De daling in de industriële werkgelegen heid is slechts gecompenseerd door de toename in de kwartaire sector en enke le delen van de tertiaire sector, zoals het bankwezen,' tot zover de toelichting van prof. Lambooy. Het is op het eerste gezicht een beetje een teleurstellende conclusie. Zeker als men in aanmerking neemt dat er in het Nederlandse midden- en kleinbedrijf toch sprake is van een toename van de werkgelegenheid, zoals ook in het begin van dit verhaal is beschreven. Maar het is duidelijk dat er nog veel moet gebeu ren, opdat de creatie van arbeidsplaat sen in het midden- en kleinbedrijf al thans voor een deel het verlies aan werkgelegenheid in de industrie kan goed maken. Om dat te realiseren is een gezamen lijke aanpak van overheid, bedrijfsleven en banken nodig. Aan de Rabobanken zal het niet liggen, daarover heeft Dui senberg in Amsterdam geen twijfel la ten bestaan. JD XXXXXXj^-. AAtSTERIWM XXX* 75 JAAR xxxx Ixxxx* ■rW'

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 12