niet precies het vroegere, maar wei iets waar we - al kostte het soms aanpassing - snel vertrouwd mee werden. De Structuurcommissie met haar rapport wees de weg: hoe je het ook keert of wendt, al die afzonderlijke aangesloten banken met hun centrale bank, moeten ook als één geheel gezien worden, hun beleid moet op elkaar zijn afgestemd. Het beste bewijs daarvoor is dat binnenshuis het overleg en de samenwerking beter is dan ooit. Vier Centrale Kringvergaderingen en twee gewone kringvergaderingen vinden ieder jaar met de regelmaat van de klok plaats. Dat was in 1969 nog wel even anders: Utrecht beleefde toen wel als hoge uitzondering 'op veler verzoek'zijn derde Centrale Ringbijeenkomst in één jaar, maar in Eindhoven kwam pas op 14 november 1969 de allereerste, ooit gehouden CKV, bijeen. De zeventiger jaren hebben ontegenzeglijk in onze organisatie veel inspiratie en élan gebracht. Merkwaardig eigenlijk, want aan de algemene en vaderlandse historie hebben ze in dit opzicht niet veel na te laten. Minder dan de zestiger jaren met hun Sturm und Drang en optimisme - van provo's tot aan het bedrijfsleven toe. Onze decade bracht ons immers jaren van toenemende onzekerheid, van matheid, stokkende ontwikkeling en ook onvrede met bestaande en wegzakkend vertrouwen in de toekomst. Te kleurloos om als bijvoorbeeld 'the roaring Twenties'lang in de herinnering te blijven hangen. Je ziet liever uit naar wat de 'tachtigers' ervan zullen maken. Die 'ontpopping' is dus binnenshuis goed verlopen. En 'buitenshuis'? Ook dat marcheert goed. We zijn enorm geëxpandeerd, leden-, cliënten- en relatiebestand neemt alsmaar toe in getal en in breedte, en ondertussen blijft de continuïteit van ons bedrijf goed gewaarborgd. Mein Liebchen was willst Du noch mehrl En toch wringt er iets, dat ons niet helemaal goed zit. Je merkt namelijk af en toe dat van buiten soms anders tegen ons wordt aangekeken, dan we zelf graag zouden willen. Het zijn niet de kritische aanmerkingen, waar ik op doel - die zijn normaal voor zo n grote organisatie. Nee, het ligt veeleer hieraan, dat er hier en daar een grotere afstand lijkt te komen tussen ons en degenen die we met ons bedrijf van dienst willen zijn. Daar zijn we gevoelig voor, want we hebben altijd een bijzondere band met onze leden, cliënten en relaties voorgestaan. Als coöperatieve organisatie staan we immers niet boven maar middenin de samenleving. We weten dan ook dat men die 'afstand' niet zomaar onszelf mag verwijten. Want het gevoel van onderlinge betrokkenheid in de maatschappij is gedurende de jaren zeventig overal een stuk afgesletenI Dat is haast kenmerkend voor onze samenleving, helaas. Maar ook in eigen huis zijn er een paar dingen, die onbedoeld dat betrokkenheidsgevoel niet bevorderd hebben. Onze grootte bergt het gevaar van vervreemding. Een miljoen is nog te bevatten, maar miljarden gaan je voorstellingsvermogen te boven, zeker als die dat ingewikkelde bankwezen betreffen. En dan is er de publieke opinie. De Rabobank zoekt de publiciteit, maar trekt die ook! Dat geeft een handvat voor allerlei kritische opstellingen en kan kortsluiting veroorzaken, wanneer de Rabobank met andere banken generaliserend in de openbaarheid of binnenskamers ter sprake komt. Kortsluiting, die zelfs mensen, die zich vanouds nauw bij onze banken betrokken voelden ertoe kan brengen om 'hun'bank een andere bedoeling dan vroeger toe te dichten. Dat kan je pijn doen. Voor de tachtiger jaren is er dan ook één ding dat voor ons voorop moet staan: het versterken van de band tussen onze banken en onze leden en cliënten. Daarvoor kunnen we niet terug naar 1969. Want, als we nu eens niet die fusie en die groei van de zeventiger jaren hadden gewild, wat zou er dan terecht een felle kritiek losgebarsten zijn! Hoe hadden dan onze cliënten hun financieringen en bankdiensten moeten krijgen? Neem bijvoorbeeld onze agrarische leden. Van 1968 tot 1978 is het vreemd vermogen in de landbouwbedrijven meer dan verdrievoudigd tot f9 miljard en het aandeel van de Rabobank hierin steeg van 43 tot 63 Maar de leningen van familieleden liepen terug van 41 tot 23 Cijfers die tonen, dat grootte ook voor onze leden heel welkom zijn. We zullen niet iedereen op korte termijn gevoelsmatig van de door ons nagestreefde band tussen bank en cliënt kunnen overtuigen. Maar we hebben voor die tachtiger jaren heel wat moedgevends in huis! De persoonlijke toets komt in ons bankverkeer weer sterk naar voren, het regionale en daardoor ook het lokale gaat de stimulans van de regiokantoren ondervinden en een rapport over de ledenbetrokkenheid is komende. Wij willen onveranderd zo dicht mogelijk staan bij degenen, die van onze diensten gebruik maken: ook die vlinder houdt immers de erfelijke eigenschappen van de cocon waaruit hij in die tien jaar gekropen is! JRH

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 9