uit onze historie Naar het land van de Pompeblêden In Appelscha begon de vervening rond 1827, nadat in 1817 de Appelschaaster Vaart van Venekoten naar Appelscha werd doorgetrokken om ten slotte bij de Scheid (Fries-Drentse grens) in 1847 te eindigen. Appelscha, hoezeer het ook is veran derd in de laatste decennia, heeft zijn ontstaan te danken aan de veenderij. Een zinspreuk zegt wel 'Gelukkig is het land waar het kind zijn moer (veen) ver brandt'. Dat kan wel waar zijn, maar de veenarbeiders hadden, totdat ook daar in na lange tijd verbetering kwam, een bar slecht bestaan onder uiterst armoe dige omstandigheden. Dat was mede een gevolg van de gedwongen 'winkel nering' die de arbeiders verplichtte hun inkopen te doen in de winkels van de werkgever (veenbaas). Winkels en cafés waren dikwijls onder één dak gevestigd. Flet gevolg behoeft men niet te raden. Tijdens de vervening woonden de arbei ders in hutten die van turf waren opge bouwd of van heideplaggen; woontoe standen waaraan men nu slechts met afgrijzen kan denken. De stoomtram Assen-Oosterwolde die in 1915 zijn eerste rit deed en het dorp uit zijn isolement verloste, kon ten ge volge van de toename van het autover keer inmiddels worden opgeheven en tractors nemen de plaats in van paarden en ossen die nog in 1925 - in dienst van Staatsbosbeheer - de ploegen trokken bij het ontginnen van de heidegronden. De twintiger en dertiger jaren waren ja ren waarin uitstapjes, helemaal naar de andere kant van Friesland, naar Gaas- terland, of naar Paterswolde belevenis sen waren waar men lang van tevoren naar uitkeek. Van veenderij is nu vrijwel geen sprake OD meer en Appelscha heeft nu zélf recrea tiegebieden en andere bronnen van be staan. Met een zekere nostalgie bouwde men nog wel eens een plaggenhut na, maar kon dat doen met het geruststellend ge- Het is nauwelijks mogelijk om in Friesland noordelijker dan Ameland te reizen; evenzo is het bijna niet mogelijk om in Friesland oostelijker dan Appelscha te trekken. Maar een groter verschil dan tussen deze beide uitersten is ook moei lijk denkbaar. Ameland, het oude eiland met zijn eeuwenlange historie, waarin de zee een zeer belangrijke rol speelt en Appelscha, een plaats die gelegen is in Ooststellingwerf, vlak tegen de provinciegrens met Drenthe. En dan denken wij aan afgegraven hoogveen; wél iets anders dan het eiland 'Opgeweld uit wier en zand, gans omspoeld door zilte baren'. voel dat men elders een geriefelijk huis had. Floogstwaarschijnlijk heeft de Coöpera tieve Raiffeisenbank 'Appelscha' op die snelle gunstige veranderingen wel ster ke invloed kunnen uitoefenen. Deze bank die toen nog Coöperatieve Boerenleenbank heette, vergaderde de eerste maal op 20 februari 1911 ten hui ze van de gebroeders Van den Bosch. De eerste daad van de vergaderden was het verkiezen van een kassier. Dat werd H. J. Boukema met twaalf van de veer tien stemmen. Tot bestuursleden werden verkoren A. Vondeling, F. Zwart en L. Tigelaar. Ft. Tigelaar, A. L. Tiesinga en A. Reinders lieten zich de benoeming tot leden van de raad van toezicht welgevallen. Voor alle zekerheid werd meteen maar besloten om de boete op het schenden van het bankgeheim te stellen op f 100,-, te heffen nadat een gecombi neerde vergadering van bestuur en raad van toezicht bij geheime stemming die schending hadden geconstateerd. Ijverige kassier Vele kassiers waren tevreden met de kleine vergoedingen die zij kregen en die vrij regelmatig groter werden wan neer hun bank 'groeide'. Boukema, meende dat de bank ook door zijn ijver in omvang toenam - héél terecht overi gens - en waar hij ieder jaar opnieuw een pluim voor kreeg van de Inspecteur der centrale bank, liet hij duidelijk blij ken dat zijn vergoeding in evenredigheid moest toenemen. Dat gaf nog wel een geharrewar tussen kassier, bestuur en vergaderden, maar men kwam altijd weer tot overeenstemming en aan de ijver van kassier deed dit absoluut geen afbreuk. Maar wel mag bedacht worden dat het kassierssalaris voor de meeste banken in de aanvangsjaren een niet te ver onachtzamen uitgaaf betekende. De vergaderden vernamen in maart 1914 dat de Boerenleenbank te Lange- zwaag een schrijven had gezonden. Het bleek dat in januari een vergadering te Gorredijk was gehouden waarop elf banken waren vertegenwoordigd, die algemeen de wenselijkheid van ringvor- ming erkenden. Die brief was echter niet bijzonder dui delijk wat de bedoeling betrof, dus men besloot om eerst maar eens verdere in formaties in te winnen. Was het een wanhoopskreet van de centrale bank te Utrecht die 'eenige cir culaires' deed uitgaan naar de aange sloten banken waarin er op gewezen wordt dat 'het zeer noodzakelijk is dat de locale Banken zelve alles moeten doen wat in haar vermogen is om de Centrale te versterken en de zaken haar gewone beloop geheel te doen herne- i men of heeft het uitbreken van de eerste wereldoorlog een korte paniek i veroorzaakt? In ieder geval werd in december 1914 door de centrale bank gevraagd 'om haar de gelden der lokale Banken we derom te doen toevloeien'. Voorzitter van Appelscha wil dat ver zoek graag steunen maar 'al doet elke locale Bank wat zij kan, het zal tog noodig zijn dat de centrale voor voor schotten een zeer hooge rente zal moe ten berekenen'; men spreekt zelfs van 8 Even afwachten maar totdat 'in den door den oorlog ontstanen finantieelen toestand weer stabiliteit zal zijn geko men'. Het zal wel een teleurstelling zijn ge weest dat het verlies over het jaar 1915 f151,28V2 bedroeg. Dat verlies is waarschijnlijk de reden er van dat het lid Jan Witvoet - die zich wel méér deed horen op vergaderingen - voorstelde de grens voor het verlenen van voorschotten of kredieten aan leden te verruimen. Zijn argumentatie was zeer ter zake. Hij zegt: 'dat er thans een groot bedrag aan deposito's in Utrecht is. Dit geld kon onder de leden der vereeniging niet worden geplaatst zoodat nu daardoor reeds een verlies van onze vereeniging was te boeken. Was het bedrag der voorschotten groo- ter geweest, was ook ons verlies niet zoo'n bedrag geworden Het wil hem voorkomen dat er wel leden zullen zijn die een grooter bedrag aan voorschot hadden gewenscht dan het bewuste artikel van het reglement toelaat. Wan neer nu de credietaanvragers soliede zijn en de deposito's toelaten een groo ter bedrag aan voorschotten te geven, wat is er dan op tegen om het artikel te wijzigen? Ja, er zou alles voor te zeggen zijn. In de gegeven omstandigheden is een ander met ons verlies gaan dekken of tenminste heeft ervan geprofiteerd'. De kleine man Er bestaat volgens een lid en de voorzit ter wel bezwaar 'dat de 'kleine man' ge schaad kan worden wanneer zulke groote bedragen worden aangevraagd zodat er niets voor die kleine man over blijft'. Voorzitter spaart kool en geit. Het be-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 38