1978 blijkt dat 'de blijvers' aanzienlijk meer lucht kregen. Nadelen schaalvergroting Het verbeterde bedrijfsresultaat in 1978 trad op bij alle pk-klassen (201 2 000 pk) waarvoor het LEI de gemid delde opbrengsten en kosten berekent. De schepen waarvan de bemanning op maatschapsovereenkomst vaart gaven in alle groepen een netto-overschot te zien, variërend van 5,3 tot 16,3 van de gemiddelde besomming. Voor de hoofdgroep schepen met bemanning op arbeidsovereenkomst echter was het netto-resultaat voor de grotere schepen (boven 800 pk) gemiddeld negatief. Op- doorgevoerde pk-vergroting in de jaren 1973 tot en met 1975. In het eerste halfjaar van 1979 zijn de verhoudingen voor de grootste schepen nog ongun stiger komen te liggen. De gasolieprijs is in deze periode namelijk met ongeveer 50 gestegen en hiervan ondervonden de grootste kotters het meeste nadeel. De brandstofkosten maken voor deze schepen ongeveer 17,5 uit van de be somming tegenover rond 10% voor de schepen in de klasse 401-600 pk. Tij dens de investeringshausse van 1973/74 was de stelregel 'meer pk, meer tong' voor menige kottereigenaar een stimulans om tot pk-vergroting over Vandaar dat ondanks aanvankelijk bere kende bedrijfseconomische nettotekor ten in de jaren 1974 tot en met 1977 in de meeste gevallen toch redelijk tot goed op het vreemd vermogen kon wor den afgelost. Voor de kotterbedrijven gezamenlijk be droeg het vreemd vermogen op lange termijn eind 1977 f 124,3 miljoen, te genover f238,8 miljoen eind 1974. Het aflossingsniveau in 1977 was zodanig dat bij voortzetting van het tempo in de volgende jaren het vreemd vermogen na 4,5 a 5 jaar geheel zou zijn afgelost. Dat is een betrekkelijk korte periode, gezien het feit dat het grootste gedeelte van Drs. W. P. Davidse medewerker afdeling Visserij en Bosbouw van het LEI merkelijk is dat de kleine schepen, met een motor tot 600 pk, in verhouding tot de besomming gemiddeld en hoger net toresultaat (11,6-16,3 behaalden dan die met een motor boven 1 100 pk (ne gatief 2,4 tot 11,2 Ook in 1976 en 1977 was de 'winstmarge' voor deze kleine schepen gunstiger dan voor de grote. Wanneer het nettoresultaat wordt betrokken op het geïnvesteerd vermogen kan geconcludeerd worden dat de rentabiliteit van de kleinere kot ters gedurende de afgelopen drie jaar gunstiger was dan die voor de schepen boven 1100 pk. Behalve met de rentabiliteit over het geïnvesteerd vermogen moet echter ook rekening gehouden worden met de gemiddelde beloning (het 'deel') van een volwassen opvarende. Bij de kotters boven 1100 pk was dit deel' in de meeste gevallen ongeveer 50 hoger dan het 'deel' dat de opvarenden van kleinere kotters ontvingen. Doordat ook voor de opvarende eigenaren een 'deel' is berekend was het totaal inkomen voor de eigenaren van de grote kotters in het algemeen nog hoger dan voor de eigenaren van de kleinere kotters. Toch kan men zeggen dat de nadelen van schaalvergroting in 1977 en 1978 duidelijk zichtbaar begonnen te worden. Bij indeling van kotters boven de 1100 pk in twee groepen 1101-1300 en 1301-2000 pk blijkt namelijk, dat het gemiddeld resultaat van de grootste schepen in beide jaren duidelijk lager was dan dat voor de eerstgenoemde pk- klasse. (Zie tabel.) Deze cijfers zijn een duidelijke aanwij zing voor een in het algemeen te ver Afnemend nettoresultaat voor de grootste kotters 1977 1978 Kotters 1101-1300 pk Besomming f 1 353 700 f 1 598 000 Netto-overschot 15 700 196 500 Gem. motorvermogen 1234 pk 1234 pk Kotters 1301-2000 pk Besomming f 1 476 600 f 1 673 100 Netto-overschot - 59 400 110 800 Gem. motorvermogen 1587 pk 1587 pk te gaan. Naar het zich laat aanzien dient deze vuistregel nu veranderd te worden in 'meer pk, weinig meer tong doch aanzienlijk meer oliekosten'. Financiële positie Gezien de kapitaalintensiteit van de be drijven is het begrijpelijk dat financie ring met vreemd vermogen op lange termijn (10 a 15 jaar) een belangrijke plaats inneemt in de financiële struc tuur. Financiering met vreemd vermo gen sluit bovendien goed aan op het on regelmatig verloop van de vermogens behoefte bij de individuele bedrijven. Ongeveer 85 van het totaal aantal kotterbedrijven exploiteert één schip, hetgeen betekent dat de totale vermo gensbehoefte bij deze bedrijven in de loop der jaren de vorm heeft van een zaagtand. De maximale vermogensbe hoefte ontstaat uiteraard bij aankoop van het schip, waarna deze daalt met het vrijkomen van de afschrijvingen. Fi nanciering met vreemd vermogen is, binnen bepaalde grenzen, gunstig uit een oogpunt van afstemming van de vermogensvoorziening op de vermo gensbehoefte. De dalende boekwaarde van het schip gaat gepaard met een ver mindering van het vreemd vermogen, doordat uit de beschikbaar komende af schrijvingsmiddelen wordt afgelost. De bedrijfseconomische afschrijvingen die door het LEI worden berekend zijn in het algemeen hoger dan de aflossingen. het vreemd vermogen werd verstrekt in de jaren 1973 en 1974. Cijfers over de financiële positie van de bedrijven per ultimo 1978 zijn nog niet beschikbaar. Vanuit de bekende finan- cieringsgegevens per ultimo 1977 kan het aandeel van het eigen vermogen in het balanstotaal geraamd worden op ten minste 65 (gemiddeld). Het aantal bedrijven met 50 of meer eigen ver mogen per ultimo 1978 kan worden ge taxeerd op ruim tweederde. Dit wijst op een in het algemeen redelijk gunstige fi nanciële positie, waarbij opgemerkt moet worden dat tijdens de sanerings ronden van 1975 en 1976 relatief veel bedrijven met een zwakkere financiële positie zijn opgeheven. In het gunstige jaar 1978 hebben de on dernemers hun belegde middelen aan merkelijk zien toenemen. De totale kas stroom (netto-overschot afschrijvin gen) was namelijk aanzienlijk hoger (on geveer f71 miljoen) dan het totaal van de aflossingen (f25 a f30 miljoen). Hierbij moet echter rekening gehouden worden met ongetwijfeld hoge belas tingverplichtingen. Het gevaar bestaat dat de ondernemers zich als gevolg van de toename van hun belegde middelen te rijk rekenen. De toename van de be sparingen moet echter worden gezien als een stijging van het belegde afschrij vingsfonds. In het algemeen was het ni veau van de eigen middelen onvoldoen de om bedrijfsvergroting op verant-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 19