hoe vaart kottervisserij jaren 80 binnen? De Nederlandse kottervisserij vaart de jaren tachtig binnen op water dat aanzienlijk minder woelig is dan een paar jaar geleden. Stormwaarschuwingen zullen echter nog van kracht moeten blijven. Veel zal afhangen van verstandig ondernemerschap bij de vissers. Een degelijke financiële constructie van hun bedrijf is daarvoor een eerste voorwaarde. Daarin passen uiteraard nieuwe investe ringen om een veroudering van de vis sersvloot te voorkomen. Het is echter gewenst dat het accent komt te liggen op vervangende nieuwbouw van kleine re schepen (tot 600 pk). De bedrijfsre sultaten van deze schepen waren de af gelopen drie jaar in doorsnee relatief gunstiger dan die van de grote. Een voortgaande sterke stijging van de gas- olieprijs zal deze ontwikkeling nog ver sterken. Ook om een ongewenste uit breiding van de totale motorcapaciteit te voorkomen verdienen vervangingsin vesteringen in kleinere schepen de voorkeur. De huidige totale motorcapa citeit van bijna 300 000 pk is wel het maximum voor een rendabele visserij; ten einde het totale motorvermogen op dit niveau te bevriezen is de invoering van een licentiesysteem gewenst. Daar mee krijgen vissers het recht hun bedrijf uit te oefenen op schepen met een maximaal aantal pk's. Ondernemers die hun motorcapaciteit willen uitbreiden kunnen onder bepaalde voorwaarden pk's 'bijkopen' van hun collega's of van de overheid. Na vier verliesgevende jaren behaalde de kottervisserij als geheel in 1978 voor het eerst weer een positief nettoresul taat. Volgens voorlopige berekeningen, verricht door de afdeling Visserij van het LEI, bedroeg in 1978 het netto-over schot voor de bedrijfstak als geheel f31,5 miljoen, tegenover een nettote kort van f 0,2 miljoen in 1977. Dit resul taat werd behaald door 346 kotters, waarmee hoofdzakelijk aan de visserij op platvis (tong en schol) werd deelge nomen. In totaal besomden deze kotters in 1978 f356,6 miljoen (f306,1 miljoen in 1977) terwijl de totale kosten, inclu sief de inkomens van de bemanningen en de schipper-eigenaren f325,1 mil joen bedroegen. Een belangrijke factor bij deze verbete ring van de bedrijfsresultaten vormde de inkrimping van de vloot, als gevolg van twee opeenvolgende saneringsronden in 1975 en 1976. Uit het feit dat het to taal aantal kotters daalde van 465 per ultimo 1974 tot 347 aan het eind van

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 18