11 de medezeggenschapsregeling tot uit voering te gaan brengen. Maar ondanks de hiervoor genoemde bezwaren van ondernemingszijde en ondanks de grote aantallen bedrijven, die onder bereik van de nieuwe wet zul len komen te vallen, heeft de minister positieve verwachtingen over een rede lijk spoedige realisering van de voorlig gende nieuwe regelingen. Hij baseert dit optimisme op de onlangs gepubliceerde resultaten van een in 1977 door de arbeidsinspectie gehou den enquête naar de instelling van on dernemingsraden op grond van de wet op de ondernemingsraden van 1971Uit dit onderzoek is namelijk gebleken dat in ongeveer 85 van de ondernemin gen, waar volgens de wet een onderne mingsraad dient te zijn ingesteld, men inderdaad aan deze verplichting had voldaan of in vergaande mate bezig was te voldoen. Deze uitkomst betekende een aanmerkelijke vooruitgang in verge lijking met de situatie in een aantal ja ren daarvoor. Voor een wet zoals de wet op de ondernemingsraden, die geen strafrechtelijke sanctie kent, is naar de mening van de minister 'een dergelijk nalevingspercentage een duidelijk be wijs dat deze in het rechtsbewustzijn van de betrokkenen is aanvaard', zoals hij dit in de memorie van toelichting op de laatste begroting van zijn departe ment uitdrukt. Of het optimisme van de minister bewaarheid wordt, zal moeten worden afgewacht. De structuurwet en de OR Tot zover over de meest recente ontwik kelingen voor wat betreft de wetgeving op het terrein van de ondernemings raad. Bevoegdheden van de onderne mingsraad vinden wij echter niet alleen in de wet op de ondernemingsraden, maar ook in de zogenaamde structuur wet. Deze structuurwet 1971 is een wettelijke regeling, waarbij aan de on dernemingsraad een bepaalde invloed op de samenstelling van de raad van commissarissen van grote besloten en naamloze vennootschappen is toege kend. De benoeming van nieuwe com missarissen geschiedt door de raad van commissarissen zelf, wat men wel het coöptatiestelsel noemt. Tegen een voor genomen benoeming van een commis saris kan de ondernemingsraad echter bezwaar maken (vetorecht), terwijl de ondernemingsraad daarnaast ook zelf het recht van aanbeveling heeft voor een te benoemen commissaris. Deze zelfde rechten komen toe aan de aan deelhoudersvergadering. Interessant is nu te weten in hoeverre de ondernemingsraden sedert de invoe ring van de structuurwet van de gege ven bevoegdheden gebruik hebben ge maakt. Een antwoord op deze vraag is te vinden in een kortgeleden versche nen rapport, getiteld 'De benoeming van commissarissen bij grote vennoot schappen'. Dit rapport vormt de afslui ting van een onderzoek naar het feitelijk functioneren van de structuurwet, dat onder auspiciën van de commissie voor ontwikkelingsproblematiek van bedrij ven van de SER is ingesteld door het Van der Heijden Instituut van de Univer siteit van Nijmegen. Dit onderzoek heeft zich in het bijzonder gericht op de invloed die de werkne mers via de ondernemingsraad uitoefe nen op de benoeming van commissaris sen. Voorts is nagegaan welke invloed de algemene vergadering van aandeel houders op die benoeming heeft. Ten slotte is nagegaan in welke mate de le den van de diverse raden van commis sarissen thans uit eén breder veld gere- cruteerd worden dan vroeger. Conclusies Van de 350 in 1977 functionerende structuurvennootschappen hebben 166 uit diverse sectoren van het bedrijfsle ven aan het onderzoek deelgenomen. Tot deze 166 behoort een relatief groot aantal van de 200 grootste vennoot schappen in Nederland, terwijl circa driekwart van alle structuurvennoot schappen werkzame medewerkers bij deze 166 bedrijven werken. Aan het ge noemde recent verschenen rapport ont lenen wij de volgende conclusies: 'Ondernemingsraden hebben actief ge bruik gemaakt, van hun beïnvloedings mogelijkheden bij de benoeming van commissarissen. Zij hebben dan ook een duidelijke invloed gehad op de sa menstelling van de raden van commis sarissen van de structuurvennootschap pen. Hun invloed was aanzienlijk groter dan die van de aandeelhouders. Daar door hebben de raden van commissaris sen een bredere samenstelling gekre gen dan zij voordien hadden. De invloed van de ondernemingsraden in de procedures bij het benoemen van commissarissen is - zo zegt het rapport - overigens moeilijk meetbaar. Het gaat namelijk niet zozeer om het concreet uitoefenen van macht, maar om beïn vloeding. Dat dit effectief kan zijn blijkt duidelijk uit het feit dat alleen al het voornemen van een ondernemingsraad om formeel bezwaar aan te tekenen te gen een voorgestelde benoeming voor de betrokken raad van commissarissen vaak een reden is om het voorstel te wijzigen of om met de ondernemings raad overleg te plegen over een andere oplossing. Ondernemingsraden hebben in voorko mende gevallen actief en met succes gebruik gemaakt van het recht om een eigen kandidaat voor een vacature in de raad van commissarissen aan te beve len. Bij 54 vennootschappen werden één of meer commissarissen benoemd op voordracht van de ondernemings raad. In totaal ging het daarbij om 78 benoemingen. Bij 112 van de 166 onderzochte ven nootschappen hebben de onderne mingsraden geen gebruik gemaakt van hun recht tot aanbeveling. Hiervan heb ben er 72 bewust afgezien van de mo gelijkheid om van dit recht gebruik te maken, omdat ingestemd werd met de voordracht van de raad van commissa rissen. Er resten dan 40 vennootschap pen waar de ondernemingsraden om verschillende redenen geen aanbeveling hebben gedaan en zij ook niet te kennen hebben gegeven met het benoemings voorste! in te stemmen. Benoemingsprocedure Uit het onderzoek is in het bijzonder het

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 13