i wob
wob
wob
tot nu toe gescheiden zaken, werd het
genoemde voorstel binnen het belang
rijkste beslissingsorgaan van het IMF,
het 'Interim Committee (of the Board of
Governors)' voorlopig voor kennisgeving
aangenomen. Genoemd orgaan kwam
de dag voor de opening bijeen ter be
handeling van voorstellen die vanuit de
Commissie of door de staf van het IMF
waren voorgelegd. Deze vormen in feite
de hoofdschotel van de Jaarvergade
ring, waar een en ander vanuit de alge
hele economische wereldsituatie wordt
beschouwd. Daarbij stonden ditmaal
opnieuw de gevolgen van de olieprijs
stijgingen in het middelpunt.
Evenals in het jaarverslag van het IMF
werd de toenemende inflatie als voor
naamste knelpunt voor de industrielan
den genoemd. Een inflatie die door het
loonindexeringssysteem in de verschil
lende landen nog hardnekkiger wordt en
waardoor de valutaire onrust gevoed
blijft. Daarnaast is de betalingsbalans
ontwikkeling onder invloed van de sterk
gestegen olie-invoerrekeningen een an
der onderwerp van zorg, met name bij
de ontwikkelingslanden. Deze zullen bij
de reeds zeer hoge schuldverplichtingen
hun betalingsbalanstekorten in 1980
zien oplopen tot boven de 50 miljard
(1978: $32 miljard). Vandaar dat in de
slotverklaring van de 'Interim Commit
tee' werd gepleit voor een 'afbouw' van
de protectionistische tendensen in de
ontwikkelde landen, een grotere ont
wikkelingshulpinspanning en een onver
traagde middelenvoorziening vanuit de
kapitaalmarkten.
In het bijzonder met betrekking tot de
kapitaalvoorziening zijn de standpunten
afwijkend. De ontwikkelde landen die
meer en meer bevreesd zijn voor de ge
volgen van een te ongebreidelde inter
nationale kredietverlening benadrukken
dat er toenemende greep moet worden
verkregen op dit fenomeen. In dit ver
band wordt dan ook dikwijls gewezen
op de rol die het IMF in samenwerking
met het internationaal bankwezen zou
kunnen vervullen. Fliertegenover stellen
de ontwikkelingslanden dat er te weinig
faciliteiten zijn voor de tekortlanden met
structurele problemen en dat de voor
waarden veelal te stringent zijn. Alhoe
wel inmiddels van een extra financie
ringsmogelijkheid, de 'Witteveen facili
teit', goed gebruik wordt gemaakt blij
ven deze landen aandringen op uitbrei
ding van financieringsmiddelen, versoe
peling van de voorwaarden en subsidië
ring van de rente. Uit de slotverklaring
van de Commissie valt een zeker begrip
te constateren en wordt in overeen
stemming met de leiding van de We
reldbank het IMF opgedragen deze ze
ker verder in studie te nemen.
Ook de 'substitutierekening', die als
voornaamste rol heeft het blokkeren van
een deel van de te omvangrijke officiële
werelddollarreserves in ruil voor een te
goed in speciale trekkingsrechten, werd
ter nadere bestudering naar de toe
komst verschoven. Niettemin werd het
voorstel principieel aanvaard, hetgeen
van belangrijke betekenis was in een
periode waarin het onzekere gebeuren
rond de dollar en het goud de gemoede
ren in Belgrado aanhoudend bezighield.
SECTORNOTA
Eind september jl. publiceerde de
minister van Economische Zaken de
Voortgangsnota Economisch Structuur
beleid ofte wel de Sectornota. Gezien de
in omvang en betekenis toenemende
problemen in diverse bedrijfssectoren is
een nadere bezinning op het sectorbe-
leid alleszins gewenst. Voortbouwend
op de Nota inzake de Selectieve Groei
(Structuurnota) van ex-minister Lubbers
wordt thans een tussenbalans gepre
senteerd.
De nota bevat aanzetten voor een be
perking en reglementering van de indivi
duele steun aan bedrijven en voor een
accentverlegging van defensief beleid
naar toekomstgericht sectorbeleid. In
dit verband wordt een onderscheid ge
maakt tussen enkelvoudige structuur
verbetering, meervoudige structuurver
betering en geordende sanering.
Bij enkelvoudig structuurverbetering
gaat het om maatregelen die een beter
anticiperen op ontwikkelingskansen
mogelijk moeten maken, danwel tijdig
knelpunten kunnen wegnemen. Bij
meervoudige structuurverbetering is
sprake van meerdere onderling samen
hangende problemen die een samenstel
van maatregelen vereisen, terwijl de ge
ordende sanering als voornaamste ken
merk heeft een min of meer ingrijpende
capaciteitsafbouw.
Uitgebreid aandacht in de nota krijgt
ook het institutionele kader voor het
sectorbeleid. Dat de regering daarbij
grote waarde hecht aan overleg tussen
de sociale partners blijkt onder meer uit
het feit dat wordt overwogen om een
aparte wettelijke regeling te treffen die
het de overheid mogelijk maakt bepaal
de besluiten van sectoroverlegorganen
algemeen verbindend te verklaren. De
regering wil sectoroverleg ook bevorde-
ren, doch vindt dat de behoefte hieraan
primair vanuit de sector zelf dient te
komen en acht het niet wenselijk om
overlegprocedures van bovenaf op te
leggen.
Van belang is voorts de aankondiging
van een nieuw insituut voor structuur
verbetering als opvolger van de Nehem.
Dit nieuwe instituut zal in vergelijking
tot de Nehem meer flexibel kunnen zijn
en zo weinig mogelijk worden gebon
den aan strakke spelregels.
Een apart hoofdstuk is gewijd aan de in
voering aan WIR-toeslagen gericht op
het behoud en de creatie van arbeids
plaatsen. Voor eerdere problemen die
invoering van een arbeidsplaatsencrite
rium in het kader van de WIR in de weg
stonden, denkt men thans een oplos
sing te hebben gevonden door uit te
gaan van een projectmatige opzet. Ge
dacht wordt aan toekenning van
f10 000,- per arbeidsplaats bij projec
ten met ten minste 15 extra arbeids
plaatsen. Voor kleine ondernemingen
die niet voor de arbeidsplaatsentoeslag
in aanmerking komen wordt de wense
lijkheid van een aanpassing van de
kleinschaligheidstoeslag bezien.
De nota bevat vele waardevolle aankno
pingspunten voor een verbreding en
verdieping van het sectorbeleid. Vooral
het streven om de individuele steun aan
bedrijven terug te dringen ten gunste
van een aanpak op sectorniveau, alsook
de omschakeling van defensief naar
toekomstgericht beleid zullen in brede
kring instemming ontmoeten. Het suc
ces van het sectorbeleid is daarmee
echter nog geenszins verzekerd. Tussen
wensdroom en werkelijkheid gaapt
doorgaans nogal een grote kloof. De
nota zoals die er nu ligt slaagt er nog te
weinig in om twijfels ten aanzien van
overbrugging van die kloof weg te ne
men. Daarvoor zijn de beleidsvoorstel
len te weinig onderbouwd. Zal het sec
toroverleg in de toekomst meer te bie
den hebben dan in het verleden het ge
val was en het nieuwe insituut voor
structuurverbetering zo veel beter gaan
functioneren dan de Nehem? Evenzeer
laten de voorgestelde maatregelen in
het financiële vlak vele vragen ten aan
zien van een effectieve benutting on
beantwoord.
Daar staat als belangrijk pluspunt te
genover dat de nota een in brede kring
bespreekbaar kader verschaft voor een
vitaal onderdeel van het economisch
beleid. De ruime aandacht die nu al in
de pers en in de vakbladen aan de sec
tornota is geschonken laat daaraan in
ieder geval geen twijfel bestaan.
DE BANK OP DE MARKT VAN 1980
Een gele kaft, een losbladige bundel van
38 bladzijden. Dat is het marketingplan
1980, waar onze banken het deze
maand druk mee hebben. Een tijd van
het jaar die toch al een hoop extra werk
meebrengt, want naast het marketing
plan zijn er de begrotingsstukken, het
beleidsplan en als jongste 'werkver-
schaffer' de liquiditeitsprognose. Maar
laten we niet klagen, want het zijn even
zovele beleidsinstrumenten, die hun nut