Dan krijgt de EG ruimte zich op de ei genlijke problemen van de landbouw en de agrarische politiek te concentreren. En daarbij staat de oplossing van de problemen van de overschotproduktie, vooral die van de zuivelsector, centraal.' Dit citaat ontlenen wij aan de rede, die ir. P. J. Lardinois onlangs in Amsterdam voor de Confédération Européenne d'Agriculture (Europees Verbond van de Landbouw) hield. Volgens Lardinois zou het lichtvaardig zijn de ontwikkeling op haar vrije beloop te laten. En de tijd is tamelijk kort! Met het oog op het aftreden van de huidige Europese Commissie moet er in het ko mende halfjaar ernstig over de toe komst nagedacht worden. Lardinois gaf ook enkele kenmerken aan, die zijns in ziens de agrarische politiek van de Ge meenschap moet hebben: een gematigde prijspolitiek, die wel met de inflatie rekening houdt. Een nullijn voor overschotprodukten geeft in een periode van aanzienlijke geld ontwaarding geen wezenlijke oplos sing: - de overschotproduktie moet aange pakt worden met steun van een krachtig tegengaan gedurende enkele jaren van alle produktie stimulerende en capaciteitverhogende subsidies, zowel die van de Gemeenschap als die van de individuele lidstaten. Voor iedere 'subsidiegulden' is minstens twee a drie gulden nodig om de ver hoogde produktie weer kwijt te ra ken I: - de regulering van het vergrote aan bod van zuivelprodukten door de zo genaamde 'medeverantwoordelijk heidsheffing' is als methode te slap en met te weinig fantasie toegepast, hoewel dat voor de afzet bevorderlijk zou zijn geweest. We hebben een verdere verfijning binnen het zuivelbeleid nodig, vooral ten aanzien van de afzet van magere melk en melkpoeder. Sommigen vin den die weg nog te lancj en denken al hardop na over een contingentering per bedrijf. 'Zover ben ik - aldus Lar dinois - nog lang niet, want dat bete kent een zware staatsinmenging in de bedrijven van miljoenen afzonder lijke boeren.' Lardinois sprak zijn voorkeur uit voor een langere, maar stabielere weg van gematigde prijzen, van medeverant woordelijkheid en van radicale afschaf fing van gesubsidieerde investeringen. Tegelijk ziet hij de mogelijkheid om met door de kostenbesparingen (MCB's) vrij gekomen middelen een echte en nood zakelijke ontwikkelings- en structuurpo litiek te voeren, in het bijzonder ten be hoeve van de Méditerranée-gebieden. De najaarskringvergaderingen 1979 zijn nu alle gehouden. Wat ik daarover van de collega's heb gehoord klopt met mijn eigen ervaring: de stemming in de orga nisatie is goed. De voorstellen die vanuit de centrale bank - na voorbespreking in de Centrale Kring - ter discussie werden aangereikt, zijn overwegend positief ontvangen. Ik ben daar blij om, want er waren nogal wat agendapunten die als het ware stonden of vielen met de gemeen schapszin in de organisatie. De geza menlijke opvang van VUT-kosten bij voorbeeld. En verder, voor de toekomst zeker nóg belangrijker, het plan voor de sociale begeleiding van de automatise ringsontwikkelingen. Het is van groot belang, dat wij ook voor dat soort zaken één gemeenschappelijk draagvlak vor men, een sterk platform dat tegelijk lan ceerbasis kan zijn voor wat wij in de ko mende jaren in gang zullen moeten zet ten en houden. De organisatie is een grote werkgever geworden. In Drachten kwam enkele weken geleden het 25 OOOste personeelslid binnen. Wij zul len ons gezamenlijk verantwoordelijk moeten weten. Volgend jaar zullen op sociaal terrein nog weer enkele belangrijke zaken aan de orde komen: hoe regelen we de CAO voor de gehele organisatie, welke aan passingen zijn er nodig om de nieuwe Wet op de Ondernemingsraden in onze organisatie in te passen in de nu reeds zo gecompliceerde overlegmachine. Daarbij gaat het om de inspraak en be trokkenheid van de medewerkers. Maar als coöperatieve bankorganisatie zullen wij ons in niet mindere mate moeten bezinnen over de positie van onze leden, over hun betrokkenheid en aansprake lijkheid. Intern wordt aan al die zaken nu hard gewerkt. Ik heb het vertrouwen, dat we er straks wel uit zullen komen. Naar ik hoop, met een grote mate van eensgezindheid, zoals we nu ook eenheid van opvatting hebben bereikt over voorstellen tot gemeenschappe lijke aanpak. Dat geldt evenzeer voor ons beleidsplan voor de jaren 1980-1983. Goed ontvan gen, dacht ik. Niet alleen inhoudelijk. Ook heb ik het gevoel dat we de proce dure, met tijdschema, voor dit jaarlijks terugkomend plan nu wel hebben ge vonden. Eigenlijk in vrij korte tijd en zon der wezenlijke problemen. Een goede ondersteuning voor de beleidsvorming bij de afzonderlijke aangesloten banken, want daar ligt de kern van onze bedrij vigheid. In de lijn van het beleidsplan hebben we in de laatste Centrale Kringvergadering wat meer uitvoerig gesproken over te vestigen steunpunten in het buitenland, buitenlandse steunpunten voor het bin nenlands bedrijf. Overwegingen van korte en langere termijn zijn daarbij aan de orde geweest. Handelsstromen, met name op agra risch gebied, waarbij wij nauwer betrok ken behoren te zijn, spelen daarbij een rol. De behoefte om de stroom van onze toevertrouwde middelen te verbreden telt daarbij mee, maar ook de noodzaak om erbij te zijn wanneer onze grote cliënten hun basis proberen te verster ken door in het buitenland te investeren. Het komt er, kort en goed, op neer dat je daar moet zijn waar de cliënt je nodig heeft en waar de financiering voor dat extra beroep op onze bankorganisatie Ien graag nog wat meer) te vinden is. Na onze eerste verkenning op het bui tenlandse pad gedurende de laatste ja ren is ons duidelijk geworden dat we die zaken niet meer alleen vanuit het eigen tand kunnen aanpakken. In samenwerking met gelijkgerichte bui tenlandse zusterorganisaties is heel wat te bereiken, en ook bereikt, maar we zullen nu zelf uit ons huisje moeten ko men. Dat betekent niet: massaal uitruk ken met groot materieel. Ofschoon we beogen ook een zoda nige persoonlijke inzet, dat onze bedoe lingen voor iedere ingewijde duidelijk zullen zijn. We hadden de laatste jaren onze snuffelpalen uitstaan. De uitgezet te koers is weloverwogen. De Centrale Kring heeft het groene licht gegeven om die koers verder uit te werken en de startmotor te bedienen. Daarmee zijn we bezig. En zoals het er nu uitziet, zal de centrale bank volgend jaar aanwezig zijn in Frankfort, Zürich en New York. We arriveren daar niet als eerste bank instelling uit Nederland. Menigeen on der onze cliënten was er misschien ook wat later dan andere partijen die zij op hun marktgebieden ontmoetten, maar die cliënten waren er toch eerder dan wij en velen van onze leden zijn hen ge volgd. Wij maken ons nu op om hen in een aantal financiële centra in de we reld met eigen mensen, met raad en daad, terzijde te staan. De juiste men sen voor dat werk vrij te maken én aan te trekken betekent een offer, maar niet in die zin dat we zouden twijfelen aan de mogelijkheid om deze nieuwe inzet spoedig tot een rendabele activiteit te maken. Vooral niet als we tot ons laten doordringen, hoe nauw onze buiten landse steunpunten aansluiten bij wat wij in het binnenland betekenen en no dig hebben. Lardinois

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 5