de economische groei, is uitvloeisel van de eerste structuurpolitiek van de EEG. De gedachte was dat het aantal land bouwers in hoog tempo zou verminde ren saneringspremie - en dat de dan nog bestaande bedrijven zo sterk zou den worden, dat ze met een matig prijs niveau toch een volledig inkomen zou den verdienen. Onze land- en tuinbouw heeft daarvan behoorlijk gebruik ge maakt. We zijn nu in het stadium, dat we het grootste gedeelte hebben gehad en bij landbouworganisaties en Land bouwschap rijst de vraag of er niet zo langzamerhand mee op moet worden gehouden. Maar, kom daar eens mee bij onze Ierse of Engelse collega's in Brus sel! Die zeggen: wij zijn nog nauwelijks begonnen. Als Nederlanders voelen wij er ook niet voor om er zelf mee op te houden en anderen rustig door te laten gaan. Dit zijn dingen die de EEG moet beslissen. Met de WIR ligt het anders. Dat is een algemene regeling, bedoeld zelfs als een 'maatschappij-hervormende'. Wij hebben er niet om gevraagd. Maar zo lang het om een algemene regeling gaat, zien wij geen reden waarom de landbouw anders behandeld moet wor den dan andere sectoren. De WIR heeft dit gunstige effect, dat terwijl de zoge naamde voorhoedebedrijven erg van de rentesubsidies konden profiteren, nu ook de zogenaamde middengroepen aan hun trekken konden komen. Dat paste bij het dilemma van elke landbou wer: hij moet vooruit, wil hij bijblijven. Wij zouden het niet begrijpen als de boer in zo n algemene regeling als de WIR een fiscale uitzonderingspositie zou krijgen. Overschotten zijn er, daar moet wat aan gebeuren, maar het is fout om helemaal door te slaan in de andere richting en te zeggen: laten we alles zo regelen dat vraag en aanbod precies op elkaar pas sen en elke boer zijn 'redelijke, gedrukte prijs' krijgt. Dan gooi je het kind met het badwater weg, namelijk ons maat schappelijke systeem van globale over heidsinvloed op de prijsvorming, dat toch een heleboel marktsignalen door laat. Wij willen graag onze bedrijven in beweging houden, willen ook de struc tuur best aanpassen, maar bevries de zaak niet helemaal door een alles om vattende regeling van wat er op een be drijf gedaan of nagelaten mag worden: dan zou er een soort museum overblij ven. De individuele boer en tuinder neemt een financiering bij zijn bank om zijn bedrijf efficiënter, groter, in ieder ge val rendabeler te maken. Bent u het met ons eens, dat een bank, en denk dan maar aan de Rabobanken, in hun financieringspraktijk moeilijk het landbouwbeleid kunnen 'maken'? Inderdaad, want de boer en tuinder be sluit toch zelf of hij wil investeren of niet. Dat kan de Rabobank of welke bank ook niet van hem overnemen. Dat is maar goed ook. Praktisch lukt het ook niet, want stel dat de ene bank zou zeg gen: daar doe ik niet aan mee, dan zou den er wel andere banken zijn, waar de man kan aankloppen. Wat je wel kunt doen - en dat doen de Rabobanken ze ker - is je meer dan gewoon in de pro blemen van je kredietvrager verdiepen en dat je hem probeert een goed advies te geven. Maar het eigenlijke voeren van het landbouwbeleid, dat is aan de overheid voorbehouden. Het ontstaan van zogenaamde mam- moetbedrijven heeft ook de tongen losgemaakt. Bestaat hierover al een uitgesproken standpunt in de land bouw? Er is intensief over gesproken, ook in ons bestuur. De discussie is inmiddels een beetje geluwd, ook al omdat als je nagaat wat eraan gedaan moet of zou kunnen worden, je weer terugschrikt voor de grote moeilijkheden die zich voordoen. De minister is er ook mee be zig geweest, maar die slipt langs cen trale problemen heen. Het echt stellen van cijfermatige maxima blijkt toch wel enorm veel moeilijkheden mee te bren gen. Zelfs als je de uitvoering daarvan onder de knie krijgt, hou je de vraag of je op deze wijze de beweeglijke struc tuur in de landbouw niet onthalst. Door ons secretariaat, is aan het Be stuur van het Landbouwschap voorge steld dat je naarmate een bedrijf groter wordt, wel meer eisen kunt stellen, bij voorbeeld in de sociale sfeer, wijze van afzet en dergelijke. Ook dat is niet ge makkelijk, maar je maakt het heel grote bedrijf in ieder geval niet onmogelijk, je bindt het slechts aan meer voorwaarden dan de kleinere bedrijven. Persoonlijk lijkt mij dat een betere aanpak dan de schijnbaar eenvoudige grensstelling in ha, in koeien, varkens en wat dan ook. Hoe valt de vergelijking uit van onze agrarische kredietmogelijkheden met die in het buitenland? Zijn er knelpun ten, waar wij als Rabobanken, die toch zo'n 90 van het landbouwkre diet verschaffen, wat aan kunnen doen? Ik ben geen specialist op dit terrein. In het buitenland, bijvoorbeeld Duitsland, is er veel kritiek uitgeoefend op het feit, dat wij zoveel investeren. Ze noemen daar vaak de belastingmaatregelen, maar eigenlijk zou je net zo goed kun nen zeggen dat ons vrije krediet systeem, zeg maar de coöperatieve bankorganisatie, een infrastructuur biedt, die zo goed ingeschoten is op de behoeften van de landbouw, dat deze in staat is de investeringen te doen. De fi nancieringsmogelijkheden zijn, dacht ik, hier groter dan in andere landen. Dat hangt ongetwijfeld samen met de aan wezigheid van een coöperatief bank- apparaat, dat van origine op de land bouw gericht is. Er zullen misschien wel klachten zijn, er zullen wel mensen on tevreden zijn, maar klachten van enige omvang worden, althans bij het Land bouwschap, niet gehoord. Zal het agrarische bedrijfsgebeuren, met name de intensieve veehouderij, veranderingen (moeten) ondergaan ten gevolge van wijzigingen in en/of druk van de publieke opinie op het ge bied van de verhouding mens-dier en de verhouding mens-natuur? Wij den ken aan bezwaar tegen kunstmest, bespuitingen, aan scharrelkippen enz. Zoals ik al eerder opmerkte staan wij in een economische relatie met de consu ment en in een heel duidelijke relatie met het algemeen belang. We moeten dus met de algemene meningsvorming nauw contact houden. Van die me ningsvorming maken agrariërs trou wens ook zelf deel uit. Vroeger zijn er wel dingen als 'heel nor maal' gedaan, waar thans geen boer meer over peinst ze te doen. Het is ook beslist niet zo, dat de landbouw zelf op punten als zorg voor het dier en het mi lieu stilstaat en alleen zou reageren als er van buiten kritiek komt. Dat neemt niet weg, dat er nu wel een extra accent achter zit, omdat de door de boer ge wenste efficiency vaak gevolgen heeft, waar door anderen nogal eens een vraagteken achter wordt gezet. Als je in zo'n situatie gaat veranderen, voelt de boer dat onmiddellijk in zijn portemon nee. Gezien vanuit de belangenbeharti ging van de landbouw moeten we deze ontwikkelingen dus zeker nauwgezet volgen, maar we moeten er ook voor waken, dat er al te plotselinge verande ringen komen. De relatie mens-dier en de manier waarop je moet produceren zijn zaken die in beweging zijn. Zij behoren onze belangstelling te blijven houden en van iedereen die er mee te maken heeft, niet in de laatste plaats van de consument, die het produkt moet eten. Het Landbouwschap zetelt in 'Den Haag' en als dat nog niet genoeg is, dan is het zeker wel de invloed van 'Brussel' die maakt dat het werk van het Land bouwschap soms wat afstandelijk bij de boeren overkomt. De Heer voelt dat heel goed aan. In de loop van ons ge sprek zei hij, dat het Landbouwschap de laatste jaren toch wel erg zijn best doet, om dichter bij de boeren te komen. Het slaagt daar ook een heel eind in, 'maar de boer moet er wel begrip voor heb ben, als ons dat in zijn ogen niet altijd lukt'. De boer moet in ieder geval we ten, aldus De Heer, dat wij, ook ge voelsmatig, altijd de intentie hebben vanuit 'Den Haag' echt naast de boer te staan. JRH

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 19