miljoenennota 1980 teringsraming voor 1980 door de verla ging van de WIR-premies is gedrukt. Het kabinet veronderstelt bovendien dat het nieuwe programma geheel in 1980 reeds effectief wordt, de ervaring leert dat zo een veronderstelling ridicuul is. Zeker is daarom, dat door de beleids wijziging, door de andere instrumen tenmix, de investeringen negatief worden beïnvloed in 1980. 6 Nog een voorbeeld, dat de instrumen ten niet juist of in een verkeerde verhou ding worden gebruikt, wordt gegeven om aannemelijk te maken dat het niet- realiseren van de doelstellingen ten dele te wijten is aan het regeringsbeleid. De olieprijsstijging heeft zeer nadelige gevolgen voorde invoerprijzen en de ex port, maar ze leidt er ook toe dat het Rijk ca. 2 miljard in 1980 extra (boven de reeds geraamde bedragen) zal ont vangen in de vorm van vennootschaps belasting en winstaandelen. De binnen landse aardgasprijsstijging draagt voor 0,7 %-punt bij in de verwachte inflatie van 6 Als de inflatiebestrijding in derdaad topprioriteit zou hebben, en het is de tweede hoofddoelstelling van Be stek '81, dan zou het mogelijk moeten zijn om dankzij deze extra inkomsten een begroting te presenteren zonder belastingverhoging. Dat enkele indi recte belastingen om energiepolitieke redenen worden verhoogd, is verant woord, doch daar hadden belastingver lichtingen tegenover kunnen staan zo dat de inflatie niet gevoed zou zijn door een verhoging van de indirecte belastin gen. Een lager inflatietempo zou via de prijscompensatie ook de nominale loon eisen drukken en zo de concurrentiepo sitie ten goede komen. 7 Dat ondanks de 2 miljard extra aard gasopbrengsten een belastingplan no dig is van per saldo 390 miljoen, zonder dat het begrotingstekort echt daalt, wijst er op dat er binnen dit kabinet on voldoende bereidheid bestaat om grote re ombuigingen aan te brengen. Er zijn nog meer duidelijke tekenen die daarop wijzen. In de Miljoenennota wordt het uitgavenbedrag dat in de begrotings hoofdstukken is verwerkt verhoogd met de zgn. aanvullende posten, waaronder een post voor loon- en prijsstijging. On der de aanvullende posten is een nega tieve post opgenomen voor ombuigin gen die nog over de departementen moet worden verdeeld en ingevuld. Ook op de post voor prijsstijging is op voor hand een bezuiniging aangebracht waarvoor hetzelfde geldt. Wil het Parle ment een voldoende greep houden op de begrotingen, dan zijn dergelijke pos ten die tot allerlei wijzigingen in begro tingsbedragen kunnen leiden natuurlijk uit den boze. Een ander voorbeeld is dat op het totale uitgavenbedrag een korting is aange bracht van 1 miljard wegens 'onderuit putting' en dat het bedrag der niet-be- lastingmiddelen met 0,3 miljard is ver hoogd: de uitgaven en de niet-belastin- gontvangsten blijken achteraf altijd mee te vallen, doordat de departementen wel tijdig dreigende meevallers melden doch eventuele meevallers zo lang mo gelijk vasthouden. M.n. door deze 'win- dow dressing' daalt het financieringste kort van het Rijk naar 4 van het natio nale inkomen. 8 Het tekort blijft daarmee hoog en daarmee de noodzaak tot monetaire fi nanciering van een deel van het te kort. De stijging van de liquiditeitsquote die daarvan het gevolg is zal nog wor den versterkt ais het saldo op de lopen de rekening van de betalingsbalans in derdaad een overschot van 1 miljard te zien zal geven. Of de quote echt zal op lopen hangt voorts af van de rest van de betalingsbalans en van het kredietrestrictiebeleid. Tot eind maart 1980 mag het consump tieve krediet met 15 toenemen. De Miljoenennota wijst er op dat de groei afzwakt. In begin 1980 zal dan ook worden bezien of de restrictie zal wor den voortgezet. Van belang voor de geld- en kapitaal markt zijn ook de wetsontwerpen tot wijziging van de Wet Kapitaaluitgaven Lagere Publiekrechtelijke Lichamen. Het eerste wetsontwerp wil o.a. het mini mumpercentage van de kasgeldnorm verlagen van 25 naar 15 en daarmee het gevaar van een te grote geldcreatie ten behoeve van gemeenten verkleinen. Voor de individuele gemeente kan dat problemen opleveren, voor de gemeen ten te zamen kan het gevolg meevallen. Zo blijkt uit de Miljoenennota dat in de jaren 1977 t/m 1979 steeds ca. 1/3 deel van de bedragen gemoeid met de kas geldnorm niet werd verbruikt. Het tweede wetsontwerp wil de moge lijkheid om centrale financiering toe te passen verruimen; het instrument zou bij aanvaarding van het wetsontwerp kunnen worden toegepast niet alleen bij spanning op de kapitaalmarkt, maar ook op grond van 'overwegingen ontleend aan de algemene financieel-economi- sche situatie'. Op grond van de sombere verwachtingen voor de jaren tachtig is de kans dus groot dat de centrale finan ciering weer van kracht gaat worden. 9 Binnen dit artikel is het onmogelijk om uitvoerig in te gaan op alle aspecten van de Miljoenennota 1980, die overi gens zeer interessant is o.a. door de hoofdstukken over de onderuitputting van de begroting en over de meerjaren ramingen. In het hoofdstuk over de meerjarenramingen wordt ingegaan op de stijging van de uitgaven die kan op treden als de trendmatige reële groei 2 zou bedragen, of als de inflatie ho ger uitkomt, enz. Tevens blijkt daaruit, dat vermoedelijk omvangrijke belasting plannen nodig zullen zijn, tenzij er weer grote ombuigingen effectief worden aangebracht. Tot slot nog dit. In 1961 deed het zgn. structurele begrotingsbeleid zijn intre de, waaraan lange tijd de naam 'Zijl- stra-norm' was verbonden. In 1977 werd dat structurele begrotingsbeleid uitgebouwd met een norm voor de drukstijging van de collectieve lasten en werd het begrotingsbeleid betrokken op de collectieve sector als geheel. Juist nu het structurele begrotingsbeleid tot vol le wasdom is gekomen, is het in de 'ijs kast gezet'. De vorig jaar vastgestelde uitgangspunten, o.a. een trendmatige reële groeivoet van 3 en een bijstel ling van de trendmatige belastingop brengst met 3,4 miljard, bleken immers al snel onjuist te zijn. Er is nu zo een groot verschil gekomen tussen het feite lijke en het zgn. structurele financie ringstekort, dat het structurele tekort geen rol in het beleid kan spelen. De financieringsmogelijkheden van het feitelijke tekort vormen nu het kader voor de budgettaire mogelijkheden. Het in de ijskast zetten van het structurele begrotingsbeleid betekent wel dat een goed beheersinstrument opzij wordt ge zet, node zoals het kabinet erkent, ge dwongen door de noodzaak van de hoge tekorten en door de, zoals nu blijkt verkeerde, keuze van de uitgangspun ten. 10 In de Miljoenennota wordt een nieu we verkenning voor de middellange ter mijn toegezegd. Op grond van de nu be staande verwachtingen voor de jaren tachtig zullen de uitkomsten waar schijnlijk zijn dat: a het financieringstekort van het Rijk echt omlaag moet; b de drukstijging van de collectieve lasten niet groter dan nul mag zijn; c dat ombuigingen in de collectieve sector geboden zijn; d dat inkomensmatiging nodig is. Het is voor de werkgelegenheid en het veilig stellen van de collectieve voorzie ningen te hopen dat alle betrokken par tijen reeds in 1980 zo handelen dat de ramingen voor de latere jaren niet nog slechter uitkomen. 7 Miljoenennnota 1980-, blz. 17. De daar gegeven tabel geeft nog een uit splitsing naar initiële en incidentele loonstijging. 2 Zie ESB, 25 oktober 1978, blz. 1085 e.v. 3 Zie ESB, 5 oktober 1979, waarin au teur dezes een analyse van de Miljoe nennota 1980 zal geven.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 14