Tabel 2.5. Oorspronkelijke beleidsuitgangspunten en realisaties met betrekking
tot de loonontwikkeling in bedrijven (procentuele mutaties t.o.v. voorafgaand
jaar)
1974
1975
1976
1977
1978
1979
Loonsomstijging per werknemer
uitgangspunt
14,5
13
8,5 a 9
8 a 8,5
6,5 a 7
5,5 a 6
realisatie
15,7
12,8
10,9
7,8
7,3
6,5 a 7
De inkomensmatiging is evenwel nood
zakelijk om de te sterk gestegen loon
kosten te matigen, om zo de Nederland
se concurrentiepositie weer te verster
ken; de loonkostenmatiging is evenzo
noodzakelijk om de rentabiliteit van de
bedrijven weer te versterken, opdat de
investeringen weer kunnen aantrekken
zodat ook weer nieuwe arbeidsplaatsen
kunnen worden gecreëerd en de toe
komstige concurrentiepositie wordt be
veiligd.
Gelet op de geringe bereidheid tot inko
mensmatiging lijkt het door het vorige
kabinet reeds ingezette beleid, gericht
op verkleining van de stijging van de
druk van de collectieve lasten om op die
manier de inkomensontwikkeling te ma
tigen, juist te zijn (zie van de boven ge
noemde mogelijkheden a t/m e moge
lijkheid b). Het politieke alternatief, gro
tere werkgelegenheid door sterkere in
komensmatiging, lijkt daarom grotere
kansen tot mislukking te hebben.
Wordt door de regering vooral gewe
zen op ontwikkelingen die strijdig zijn
met de veronderstellingen (mogelijk
heid e), uit de Miljoenennota kan toch
ook worden afgeleid dat de mogelijk
heden b en c helaas actueel zijn. Con
creet: het niet-realiseren van de doel
stellingen wordt ten dele veroorzaakt
door een verkeerd kabinetsbeleid, zoals
in het volgende zal worden aangetoond.
4 Een belangrijk instrument om de
doeleinden te bereiken is matiging van
de drukstijging van de collectieve las
ten. Het vorige kabinet begon daar mee
door de hantering van de 1 %-norm.
Hoewel werd uitgegaan van een druk
stijging van 1 %-punt van het nationale
inkomen (d.w.z. dat in 4 jaar de collec
tieve lasten in procenten van het natio
nale inkomen zouden mogen oplopen
van stel 56% naar 60%), kwam door
aanvullende beleidsmaatregelen de
drukstijging steeds lager uit, op 0,5 a
0,7 %-punt.
Deze drukstijging werd op een nogal in
gewikkelde manier berekend en is daar
om niet direct vergelijkbaar met de cij
fers die door het huidige kabinet wor
den gepresenteerd. Dit kabinet gaat uit
van een drukstijging van ongeveer 0
zonder duidelijk aan te geven hoe dat
wordt berekend (denk aan de China-
watchers). Vorig jaar werd een drukstij
ging gepresenteerd van 0,15 nu een
drukstijging van 0,4 Het gekozen in
strument, beperking van de drukstij
ging, wordt in 1980 dus niet in vol
doende mate ingezet. Is deze laatste
conclusie reeds te trekken op basis van
de 'officiële' cijfers, ernstiger is het dat
de drukstijging eigenlijk veel hoger is.
Vorig jaar is op een andere plaats2) uit
eengezet dat de drukstijging hoger dan
1 zou zijn volgens de rekenmethode
die in de Miljoenennota 1977 is gehan
teerd. Ook nu geldt dat de drukstijging
zeker 1 bedraagt3). Het verschil zit
o.a. hier in: het kabinet berekent bijv. de
sociale premiedruk in 1980 op basis van
de raming voor 1980 en de raming voor
de vermoedelijke uitkomsten 1979. Als
tijdens de uitvoering van de begroting
de tussentijdse premiedruk hoger uit
komt, zodat de vermoedelijke uitkomst
stijgt boven de destijds gegeven raming
waarop het beleid is gebaseerd, dan
worden daaraan geen beleidsconse
quenties verbonden. Dat is onjuist; als
de raming oorspronkelijk te laag is ge
weest, moet een tussentijdse drukstij
ging wel leiden tot maatregelen. In wer
kelijkheid komt voorts de drukstijging
steeds veel hoger uit dan de 0,1 of
>r. Boorsma is werk-
aam bij de Afdeling
lestuurskunde van de
echnische Hogeschool
wente als lector Open-
are financiën.
ijn beschouwing vergt
et als zijn onderwerp -
e miljoenennota - de
plettende aandacht
an de lezer. Deze zal
ïvens begrijpen, dat de
ijdrage van dr. Boors
ma niet bedoeld is om
de mening van de Rabo-
bankorganisatie over
het financiële regerings
beleid te vertolken.
Want vanzelfsprekend
geeft de auteur als gast
schrijver zijn eigen visie.
Die is, komend van een
ter zake kundige man,
niet alleen interessant
maar zal ook met name
door de gegeven analy
se van doeleinden en
gebruikte instrumenten
van het regeringsbeleid,
het inzicht bij de lezer
verdiepen. Dat is de op
zet, die wij met de pu-
blikatie van dit artikel
voor ogen hebben.
Wij hebben het zeer op
prijs gesteld, dat dr.
Boorsma zijn beschou
wing kort na Prinsjes
dag voor ons heeft wil
len schrijven.
0,4% omdat een deel van de drukstij
ging 'louter statistisch' wordt genoemd.
Statistische drukstijging ontstaat bijv.
door de vervanging van de investerings
aftrek door investeringspremies: de uit
gaven van de overheid stijgen daardoor
maar ook de ontvangsten! Ook al is er
wat voor te zeggen om bepaalde ele
menten van de drukstijging af te doen
als zuiver statistisch, een feit blijft dat
daardoor de collectieve sector snel
blijft groeien. Daardoor zal over enke
le jaren worden geconstateerd dat de
drukstijging gematigd moet worden
en dat ombuigingen nodig zijn: ach
teraf doet het er niet toe dat bepaalde
delen van de stijging destijds niet-reie-
vant zijn verklaard. Voorts is de drukstij
ging voor het hele Nederlandse volk aan
te merken als statistisch, maar voor in
dividuen niet. De eerste conclusie luidt:
het kabinet hanteert het gekozen instru
ment, beperking van de drukstijging van
de collectieve lasten, onjuist; de druk
stijging blijft zeer hoog.
5 De regering stelt dat van de totale
drukstijging 0,15 %-punt wordt veroor
zaakt door de belastingen op transactie
basis. De werkelijke belastingdrukstij
ging op transactiebasis is volgens de re
gering 0,5 %-punt, daarvan is 0,35 %-
punt een statistische stijging. Op kasba
sis evenwel bedraagt de belastingdruk
stijging (ongecorrigeerd) 0,9 procent
punt. Als de solvabiliteit van bedrijven
slecht is, en dat schijnt de laatste jaren
voor veel bedrijven te gelden, dan zullen
zij weinig willen of kunnen lenen. Als zij
dan in een slechte liquiditeitspositie ver
keren, is de belastingdruk op kasbasis
wellicht een belangrijker gegeven dan
de druk op transactiebasis.
Daarmee kom ik op een tweede voor
beeld van een slecht hanteren van de
instrumenten. Er is onvrede over de
werking van de WIR. Amper is deze
Wet in werking getreden of het beleid
wordt reeds gewijzigd: de basispremie
uit de WIR wordt verlaagd, zodat de
voeding van het Fonds Investeringsre
kening kan worden verkleind. Het daar
mee gemoeide bedrag van ca. 500 mil
joen wordt gebruikt voor de financiering
van een deel van het nieuwe gerichte
beleidsprogramma 1980, n.l. de maatre
gelen gericht op innovatiebevordering
en de maatregelen voor sectorbeleid.
Misschien zijn deze laatste maatregelen
effectiever voor de versterking van de
industriële produktiestructuur dan de
basispremie; een evaluatie ontbreekt.
Echter, de WIR-premies zijn op transac
tiebasis al aanzienlijk, maar op kasbasis
nog zeer gering. En als investeringen
niet worden gedaan omdat de liquidi
teitspositie slecht is, dan zou men
eerst moeten afwachten wat het kas-
effect van de WIR-premies op de in
vesteringen is. Een feit is, dat de inves-