ver
en nabij
Dr. Verhage, onze vroegere en te
vens eerste voorzitter van het
Presidium, zei het jaren geleden
al: we hebben een hele achterstand in
te haten met ons buitenlands bedrijf.
Dat was, als ik me goed herinner, om
streeks 1973 toen we met een aantal
coöperatieve Europese zusterbanken de
London Continental Bankers Ltd.
LCBgingen oprichten. In ieder geval
was het zeker nog een paar jaar vóór de
bekende Unico Banking Group ont
stond.
Inmiddels is heel wat van die achter
stand weggewerkt. Naast de LCB en de
Unico zou je zo nog wel een paar na
men kunnen noemen, die onmiskenbaar
maken, dat er sinds 1973 wel wat is ge
beurd. Vooral het huidige, uit de kluiten
gewassen Directoraat Buitenland van
de centrale bank kun je daarvoor gerust
als tastbaar bewijs aanvoeren.
Ik haat dat jongste verleden even aan,
omdat we aan de vooravond tijken te
staan van nog een heel andere soort
stap in de buitenlandse ruimte: het ves
tigen van eigen steunpunten in het bui
tenland. Eigenlijk is dat dit jaar al eerder
begonnen, namelijk toen in Willemstad
op Curapao onze geheel eigen buiten
landse vestiging - de Centrale Rabo
bank Curapao - geopend werd. We zijn
voornemens in de komende jaren in
meer landen acte de présence te gaan
geven en denken daarbij met name aan
vertegenwoordigingen in gebieden die
voor de Nederlandse handelsrelatie -
uitvoer of invoer - belangrijk zijn. In het
bijzonder denken we ook aan landen,
die leveranciers of afnemers zijn van
agrarische grondstoffen en produkten.
In de jongste Centrale Kringvergadering
heeft de Hoofddirectie zijn visie op dit
komende buitenlandse steunpuntenbe-
teid ontvouwd en toegelicht.
Er zit dus knap vaart in. We moe
ten dan ook zeker wat betreft de
begeleiding in het buitenland nog
heel wat inhalen. Hoe komt datWaar
om zijn wij pas zo laat in ons toch res
pectabele lange bestaan begonnen met
een echt krachtige activering van ons
buitenlands bedrijf? Ik denk, dat het
alles te maken heeft met het ontstaan
en zelfs met de aard van de coöperatie
ve banken. Die sproten immers, hier en
in andere Europese landen, spontaan op
in kleine gemeenschappen, in de dorpen
op het platteland. Ook Raiffeisen zelf
begon in het onaanzienlijke Weyer-
busch van het afgelegen Westerwald.
De banken hadden allemaal een werk
gebied dat met zo'n gemeenschap(je)
samen viel. Wat daarbuiten lag, lag ja
renlang vaak ook over de eigen horizon.
Maar zelfs toen - vooral na 1945 - die
horizon al wijder werd, onze landelijke
samenwerking zich sterk ontplooide en
vooral de belangstelling voor en het
contact met het buitenland groeide, ble
ven we ons voorshands gevoelsmatig
binnen de eigen landsgrenzen bewegen.
Vanuit ieders eigen werkgebied beke
ken, was dat al mooi genoeg, dachten
we. Tekenend vond ik, dat ik in het niet
zo heel verre verleden eens de vraag
hoorde stellen of een coöperatieve
bankorganisatie naar haar aard 'über
haupt' wel internationaal mocht gaan
doen. Toch waren we gevoelsmatig .met
zo'n vraag toen al een heel eind verder
gekomen: hij kon alleen gesteld worden
omdat de coöperatieve horizon al zo
ruim geworden was, dat hij de enge na
tionale grenzen met gemak overlapte.
De tijd werd dan ook al heel snel rijp
voor zakelijke internationale coöperatie
ve samenwerking, zoals we die nu bij
voorbeeld in de Unico Banking Group
zien.
Eigenaardig is dat die buitenland
se horizon de laatste jaren voor
ons toch maar heel dicht bij huis
is komen te liggen. Schijnbaar is dat in
strijd met wat ik zojuist beweerde. Denk
dan echter even aan uw eigen allereer
ste bezoek over de grens: wat een in
drukken, wat mooi, wat ver en vooral
wat vreemd! Bij volgende bezoeken
bleef het mooi; maar het werd minder
'ver' en vooral het werd allengs ver
trouwd. Het kwam als vanzelf binnen je
horizon, werd een beetje eigen zelfs.
Iets soortgelijks hebben de mensen voor
wie bij ons 'buitenland' dagelijkse kost
is natuurlijk allang ervaren. Net zoals
ook ondernemers, die zakenrelaties tot
ver over de grenzen hebben. Ons bui
tenlands bedrijf is dan ook maar geen
hoekje met on-Nederlandse exotische
geuren of vreemde klanken, neen, hoe
gespecialiseerd het ook mag zijn, het is
in wezen net zo Nederlands rabobank-
achtig als welk ander onderdeel ook van
ons bedrijf. Wat dat betreft kun je het
op één lijn stellen met - pakweg - beta
lingsverkeer, assurantiebemiddeling en
reisbemiddeling.
Daar hebben we ook even aan moeten
wennen, al zijn we dit praktisch al ver
geten.
Het hele buitenlandse bedrijf van
de centrale bank kent dan ook
geen doel in zichzelf: zijn functie
is typisch aanvullend. Zijn zin ligt in het
ondersteunen van de aangesloten ban
ken en de centrale bank bij het onder
houden en verkrijgen van goede relaties
met bestaande of nieuwe cliënten. Uit
eindelijk draait het om die cliënten, indi
rect zelfs ook wanneer 'buitenland' een
rol speelt bij het aantrekken of uitzetten
van middelen. De hedendaagse cliënt,
die zijn vleugels uitslaat, verwacht dat
zijn bank hem deskundig begeleidt bij
zijn internationale transacties. Daarom
maken we ons nu op om, behalve door
ons omvangrijke netwerk van buiten
landse correspondentbanken, op strate
gisch gelegen plaatsen ook met 'iets van
onszelf' aanwezig te zijn.
Dat we benieuwd en nieuwsgierig zijn
wanneer en vooral waar die steunpun
ten zullen komen is voorlopig een heel
gezonde prikkel. Maar zo vreemd zal het
nu ook weer niet zijn! Je weet en voelt
immers, het hoort erbij! Het nieuwe zal
er gauw afgaan, omdat het ten slotte zo
vanzelfsprekend en normaal zal zijn.
JRH