uit onze historie Naar het land van de pompeblêden Van Franeker zegt een kleurige plaatselijke folder: 'De oude universiteits stad Franeker, in overoude tijden het centrum van heel Westergo, in de Middeleeuwen het centrum van de Schieringer edelen, waaraan nog vele gebouwen herinneren, in de 16e, 17e en 18e eeuw het culturele centrum van het Noorden door de Hogeschool die in 1585 werd gesticht, in de Na poleontische tijd werd opgeheven, maar van 1815 tot 1843 als Atheneum terugkeerde. Thans centrum van de noordwesthoek van Friesland.' De stad is vol van bezienswaardighe den. Misschien de meest bekende is wel het planetarium van Eise Elsinga, dat al gedurende bijna twee eeuwen de stand van de hemellichamen aangeeft. Er is een museum gevestigd in een Professo renwoning, waarin ook nog iets te vin den is van de nalatenschap van Anna Maria van Schuurman, u nog bekend van ons bezoek aan Wieuwerd. De Waag is te bezichtigen, waar vroeger, toen de Voorstraat nog een gracht was, de schepen tot onder de weegschaal konden varen. Te veel om op te noe men! Hier is ook het kaatsmuseum on dergebracht. Nu zijn het shutjesilen en het kaatsen evenementen waarvoor de Friezen warm lopen. Franeker is van ouds de Friese kaatsresidentie, waar be langrijke wedstrijden worden gehouden op tweede Pinksterdag en in juli of au gustus. Terugblikker, die in augustus naar Franeker dacht te gaan, kreeg de welgemeende raad om maar weg te blijven, want straten, wegen, pleinen, restaurants en hotels en aangehorighe- den zouden onbegaanbaar en onbereik baar zijn vanwege de talloze Friezen, die beslist het kaatsen wilden meemaken. Natuurlijk heeft Franeker zijn eigen 'gro te geschiedenis', van grote en kleine oorlogen en vetes, maar ook van vroom heid en menslievendheid gelukkig. Elf leden In deze stad - één van de elf Friese ste den - werd op dinsdag 11 februari 1911, des namiddags om 4 uur, ten hui ze van A. van Loon, door de 'voorlopige voorzitter' S. Sytsma de eerste Algeme ne Vergadering der Coöp. Boerenleen bank te Franeker geopend. Alle elf leden waren daarbij tegenwoordig. Leden van bestuur of raad van toezicht werden T. v. d. Schaaf, P. Hovinga, K. D. Schut te Franeker, P. Wallinga te Schalsum evenals A. Ylstra en J. v. d. Ende, plus S. C. Sytsma uit Franeker en Th. de Groot uit Zweins. A. van Loon, die naar Terug- blikker meende te lezen ook een 'her berg' had, werd tot kassier benoemd. Niets kon dus verhinderen twee be stuursleden en de kassier, voorzien van machtigingen, naar Utrecht te laten rei zen om aldaar het ledenregister ten kan- tore der Centrale Bank te tekenen. Het werkgebied werd zeer nauwkeurig en met goedvinden van de centrale bank vastgesteld en het 'centraal be stuur' vond het ook goed om aan zeer soliede leden méér dan f 5000,- te ver strekken. Dan moest men er wel reke ning mee houden dat gelden enkele da gen van tevoren moesten worden aan gevraagd, 'aangezien het in de meeste gevallen van Utrecht moest komen'. (De narigheden, gepaard gaande aan het heen en weer zenden van gelden in pa pier of in specie, waren groot en staan de oudere bestuurders beslist nog wel helder voor de geest.) De balans over 1911, sluitende met een batig saldo van f41,12Vi kon in 1912 naar 'den Heer Kantonrechter' worden gezonden. Beslist een niet ongunstige start. Zoals ook elders, trachtte Franeker het vergaderingsbezoek te vergroten door het heffen van boete bij 'ongeldige af wezigheid'. Moet men die boete nu ook voldoen wanneer men zo doof is dat men van het gesprokene letterlijk hele maal niets kan horen? De vergadering meent, dat dit een geldige reden tot af wezigheid is. Dat vroegtijdige geld aanvragen gaf niet altijd de zekerheid dat het geld ook op tijd uit Utrecht werd ontvangen. Ook toén al was 'de post' wel eens nalatig om de vele malen verpakte en verzegel de poststukken met spoed door te zen den en te bestellen. Soms bracht dat i toch wel eens moeilijkheden voor de aanvragers met zich mede. De Eerste Wereldoorlog De eerste wereldoorlog vergde vooral in de eerste jaren nog al eens wat van het aanpassingsvermogen van kassiers en bestuurders. De algemene vergadering van 16 februari 1916 vernam van de 'correspondentie, gevoerd met het Rijk over geldvoorziening door het Rijk aan gemobiliseerden. Aangezien in Franeker geen Middenstandscredietbank bestaat, heeft het Rijk zich tot de Boerenleen bank gewend Eén aanvraag is bij het bestuur ingeko men, die echter na heel wat heen en weer geschrijf weer is ingetrokken. Veel geschreeuw en weinig wol! Het was een lastige geschiedenis, die eigenlijk buiten de bank omging. In deze moeilijke tijden weet men nooit precies waar men aan toe is. Het is dan ook een begrijpelijke vraag van een lid, die geen wantrouwen jegens de kassier inhoudt, of de waarborg die kassier stelt wel gelijke tred houdt met de groeiende verantwoordelijkheden. De vergadering kan gerust zijn. Het bestuur is immers volkomen op de hoogte van de bezittin gen van de kassier en vertrouwt hem volkomen, maar zal een en ander toch wel eens met de raad van toezicht over leggen. Hoeveel geld mag kassier dan wel in kas hebben? Voorzitter vertelt dat daarvoor geen bepalingen bestaan. Dat zou ook nogal bezwaarlijk zijn. Moet het f 1000,- zijn of iets anders? Men moet toch ook rekening houden met rentever lies wanneer te veel geld lang in kas ge houden wordt! Hoe het ook zij, de ver gadering wil wel f 100,- afstaan voor de slachtoffers van de watersnoodramp 1916. (Een ramp die de kusten van de Zuiderzee teisterde.) Over de werkzaamheden van de kassier, die in weerwil van de enorme groei van de omzet nog maar een salaris van f 550,- ontving, behoeft geen enkele zorg te bestaan. Inspecteur De Jong heeft in zijn rapport duidelijk laten blij ken dat hij 'alles in de beste orde heeft bevonden'. Meer kan men niet wensen. Dat wenste de vergadering ook niet, maar wel wilde een lid weten waarom aan een coöperatie een groter crediet mag worden toegestaan dan aan een gewoon lid. Hij wil 'de een niet boven de ander stellen'. Het antwoord is aan nemelijk: Ten eerste zijn de leden van de coöperatie hoofdelijk aansprakelijk: ten tweede doen zij geen zaken met de bank als het crediet niet hoog genoeg is en ten derde is het 'spreidingsvlak' vrij groot, gezien het aantal leden. De ter mijn van het hogere crediet spreekt ook nog een woordje mee. De vergadering is tevreden en keurt alles goed. Bovendien vindt de vergadering het goed dat de kassier een telefoonaansluiting krijgt. Dat maakt zijn werk nóg gemakkelijker

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 38