dezelfde tijd gehalveerd, waarbij de
concentratie bij de coöperatieve bedrij
ven wat sneller is voortgeschreden dan
bij de particuliere bedrijven. Bij de
laatstgenoemde daalde het procentuele
aandeel van het aantal bedrijven in de
grootteklassen tot 10 000 ton van 95
naar 80 Bij de coöperatieve bedrijven
was deze daling veel groter namelijk
van 78 naar 33
Geen uitbreiding werkgelegenheid
Als gevolg van de voortgaande wijzigin
gen in de produktie- en distributietech
nieken alsmede onder invloed van veran
deringen in de afnemersstructuur in de
primaire landbouw zal het proces van
'koude' sanering zich, zij het mogelijk in
een trager tempo, ook in de nabije toe
komst voortzetten.
De werkgelegenheid in de veevoeder
industrie bedraagt circa 11 700 man.
Hoewel de produktie in de afgelopen ja
ren is toegenomen, nam de totale werk
gelegenheid als gevolg van rationalisa
tie en schaalvergroting gestadig af. De
arbeidsproduktiviteit ontwikkelde zich
zodanig dat de stijging van de arbeids
kosten in belangrijke mate kon worden
opgevangen. Deze kosten bedragen, in
procenten van het waardeverschil, 30 a
40 hetgeen duidt op een zeer kapi
taalintensief produktieproces. Gezien de
arbeidsproduktiviteit die bij nieuw te
bouwen produktie-units momenteel ge
realiseerd kan worden, is ook bij verdere
toename van de produktie in deze in
dustrie géén uitbreiding van de werkge
legenheid te verwachten.
De afnemers
Het vrij hoge tempo van de groei van de
mengvoederindustrie in de afgelopen
decennia is grotendeels te danken aan
de geweldige vlucht die de moderne
veehouderij heeft genomen. Gedurende
de achterliggende periode van 10 jaar
bedroeg de produktiestijging in de ver
schillende sectoren van de Nederlandse
veehouderij: melk 46 rund- en kalfs
vlees 43 eieren 36 slachtpluimvee
108 varkensvlees 80
Vooral bij de produktie van slachtkui-
kens en varkens deden zich dus sterke
stijgingen voor. Ook in de toekomst zul
len de mogelijkheden voor toename van
de mengvoederproduktie in belangrijke
mate worden bepaald door de ontwik
kelingen in de veehouderij.
Varkenshouderij
Aangezien een groot deel van de meng
voederproduktie (44 bestemd is voor
de varkenshouderij zal onze aandacht
allereerst op deze sector gericht zijn.
Ondanks een stijging met 3 in
1977/1978 van de consumptie van var
kensvlees in de Gemeenschap, in Duits
land zelfs met 8 en in Nederland met
7 kon de uitbreiding van de varkens-
produktie in Nederland slechts ten koste
van lagere prijzen door de markt worden
opgenomen. Rekening houdend met de
toekomstige ontwikkeling van vraag- en
aanbodverhoudingen in de EG en de Ne
derlandse concurrentiepositie lijkt een
verdere, zij het belangrijk langzamere,
uitbreiding van de varkensvleesproduk-
tie mogelijk. Volgens ramingen van het
Ministerie van Landbouw zou de var
kensstapel tot 1990 met iets meer dan
20 kunnen toenemen.
Rundveehouderij
De rundveehouderij neemt circa 34
van de mengvoederproduktie op. Voor
de verdere ontwikkeling van de rund
veemengvoeders is het door de EG te
voeren zuivelbeleid van groot belang.
Over de overschotproblemen in de zui
velsector is al zo veel geschreven dat
het weinig zinvol is daar op deze plaats
nog iets aan toe te voegen. Het lijkt ech
ter aannemelijk dat als gevolg van een
daarop gericht EG-beleid een tragere
groei van de EG-melkproduktie te ver
wachten is. Dientengevolge zal vermoe
delijk de groei van de rundveemengvoe-
derafzet eveneens verminderen.
Pluimveehouderij
Ten aanzien van de pluimveehouderij
kan opgemerkt worden dat de ontwik
keling mogeliju wat te snel is gegaan,
getuige de verzadingingsverschijnselen
op de eiermarkt. Wanneer we de eierex-
port in 1978 bezien, blijkt dat de hoe
veelheid weliswaar met 34,8 tot 3055
miljoen stuks steeg, maar er moesten
belangrijke prijsconcessies worden ge
daan blijkens een waardestijging met
slechts 7,4 ten opzichte van 1977.
Ook in de slachtpluimveesector is voor
alsnog sprake van een relatief grote pro
duktie, die slechts tegen lagere prijzen
tot waarde kan worden gebracht. Mede
als gevolg van produktie-uitbreidingen
in de belangrijkste traditionele afzet
markten zal in de toekomst gerekend
moeten worden op een tragere groei
van deze sector.
Gevaar voor overcapaciteit
Tegen de achtergrond van deze te ver
wachten ontwikkelingen in de veehou
derij lijkt het voortduren van de groei
van de mengvoederproduktie zoals die
in het verleden geweest is, nauwelijks
aannemelijk. Belangrijke investeringen
in uitbreiding van de produktiecapaci-
teit, gebaseerd op de ontwikkeling in
het verleden lijken dan ook het gevaar
van het ontstaan van een overcapaciteit
in te kunnen houden.
Of daarbij met name de kleinere produ
cent het hoofd boven water zal kunnen
houden, zal in sterke mate afhangen van
de concurrentiekracht van het betrok
ken bedrijf.
Naast de ontwikkeling van de consump
tie van veehouderijprodukten in de EG
en de factoren die de exportmogelijkhe
den van deze produkten beïnvloeden,
vormt ook het EG-beleid te aanzien van
de import van veevoedergrondstoffen
een belangrijk element in de toekom
stige ontwikkelingsmogelijkheden van
veehouderij en mengvoederindustrie.
Grondstoffenvoorziening
De grondstoffen voor het mengvoer
worden voor 90% geïmporteerd en
daarmede is tevens het levensbelang
van de import van graanvervangende
produkten voor onze mengvoederindus
trie en de veehouderij aangetoond. De
import van graanvervangende produk
ten is gedurende de laatste vijf jaar ver
dubbeld van 5 naar 10 miljoen ton. Zon
der deze import van 10 miljoen ton,
waarvan tapioca ongeveer de helft uit
maakt, zou het graanverbruik, zij het
verwerkt in mengvoeders, zij het direct
geconsumeerd op de boerenbedrijven,
met circa 15 miljoen ton kunnen toene
men. Aangezien de EG meer dan zelf
voorzienend op het gebied van granen is
geworden, wordt er met name van
Franse zijde druk uitgeoefend om het
graanverbruik voor veevoeding te sti
muleren door maatregelen die de im
port van graanvervangende produkten
zouden moeten beperken.
De 'heffingen' die in dit verband worden
genoemd, zouden tot een aanzienlijke
stijging van de voederkosten leiden.
Het ingrijpende karakter van Brusselse
maatregelen in deze sfeer en de on
evenwichtige uitwerking die per land
zou ontstaan, maken dat het nemen er
van echter bijna onvoorstelbaar wordt.
De discussie over importbeperkende
maatregelen is echter nog in volle gang,
zodat op dit moment nog niets gezegd
kan worden over de uiteindelijke gevol
gen voor de mengvoederindustrie.
Wel duidelijk is echter dat met deze
problematiek de toekomstverwach
ting voor de mengvoederfabrikanten
onzekerder is geworden, waarbij een
te optimistische kijk op de uitbrei
dingsmogelijkheden van de produk-
tiecapaciteit wel eens ongewilde ge
volgen zou kunnen hebben.