reisverkeersbalans
modatie, appartementen etc.) en een
slechte dienstverlening. Overigens dient
te worden opgemerkt dat die afnemen
de buitenlandse belangstelling zich niet
weerspiegelt in het aantal bezoeken en
overnachtingen. Dat neemt jaarlijks nog
steeds toe. Alleen de daarmee gepaard
gaande bestedingen van buitenlanders
in ons land nemen af. Dat heeft ook te
maken met de vermoedelijk op de drie
eerste oorzaken terug te voeren korte
verblijfsduur van de buitenlandse be
zoeken. De hier genoemde redenen zijn
af te leiden uit onderzoeken onder Ame
rikaanse, Duitse, Belgische en Franse
toeristen, die ook het onberekenbare kli
maat als een belangrijke negatieve fac
tor ervaren.
Hazekamp is van oordeel, dat tegen
deze hele achtergrond beleidsmaatrege
len op drie essentiële punten noodzake
lijk zijn:
- versterking van de propaganda in
binnen- en buitenland;
- verbetering van de prijs- en kwali
teitsverhouding van het produkt door
modernisering en uitbreiding van de
toeristische infrastructuur en accom
modatie;
- verbetering van de dienstverlening.
Het is een ambitieus lijstje met plannen.
Verwezenlijking daarvan mag dan bij
dragen tot een verbetering van het Ne
derlandse toeristische produkt. Maar of
we er ook zoveel aan zullen verdienen
dat onze reisverkeersbalans daardoor
weer een positiever aanzien krijgt, is
nog zeer de vraag. Want er blijven altijd
factoren die we niet in de hand hebben.
Dat zijn, behalve het weer, de prioritei
tenlijstjes van onze buitenlandse en bin
nenlandse toeristen. Die zouden er wel
eens zo uit kunnen zien dat voor langere
vakanties in toenemende mate de voor
keur wordt gegeven aan verre, warme
landen, dan aan een verblijf in de moe
rasdelta langs de Noordzee, waarop ons
land in de afgelopen, volkomen verre
gende, zomer nog het meeste leek. Alle
inspanningen van de overheid en het
Nationaal Bureau voor Toerisme ten
spijt, maar toeristen die zoveel gratis
hemelwater op hun dak krijgen zullen
zich waarschijnlijk niet meer laten lok
ken naar nieuwe attractiepunten als
'Water-Wonderland'. Ook niet als daar
in 'de historische en actuele relatie van
Nederland met het water op zo breed
mogelijke wijze gepresenteerd worden',
zoals Hazekamp voorstelt.
Een belangrijke zaak die bij de voorge
stelde verbetering en uitbreiding van de
vakantie-accommodatie onopgehelderd
blijft, is de vraag naar het hoe van een
rendabele exploitatie. De hotels aan de
kust, maar ook elders in het land, heb
ben nu al de grootste moeite om ook
buiten het seizoen hun bedden vol te
boeken. Hoe moet dat dan als er ook
nog eens een groot aantal appartemen
ten bij zou komen? Een gedeeltelijke op
lossing is misschien het spotgoedkoop
aanbieden van deze apartementen bui
ten het 'normale' vakantieseizoen om
aan Nederlanders die er eens een week
je tussenuit willen. Maar dat zet alleen
zoden aan de dijk als de vakanties lan
ger en meer gespreid worden. Vooral
wat het laatste betreft zijn er nog geen
oplossingen in zicht.
Opvoering van de toeristische propa
ganda, zoals staatssecretaris Hazekamp
wil, is natuurlijk nooit weg. Maar zoiets
moet wel gecoördineerd gebeuren. Als
we bijvoorbeeld constateren dat de be
stedingen van buitenlandse toeristen in
ons land duidelijk afnemen, terwijl hun
aantal nota bene stijgt, maar de gemid
delde verblijfsduur steeds korter wordt,
moeten we bij het propaganda maken
wel weten waar we voor kiezen. Om
een concreet voorbeeld te geven: voor
de KLM kan het om bedrijfseconomi
sche redenen uitstekend zijn Ameri
kaanse passagiers op doorreis te lokken
met de kreet 'Amsterdam, gateway to
Europe', maar uit het gezichtspunt van
de reisverkeersbalans bezien, zou dit
soort propaganda wel eens averechts
kunnen uitwerken. Want wat bevordert
de KLM, behalve natuurlijk de eigen ver
diensten, daar nu eigenlijk mee? Een
groot aantal kort in ons land verblijven
de, vermoedelijk niet zo gek veel beste
dende, toeristen. Het is maar een voor
beeld, maar het geeft wel aan hoe inge
wikkeld allerlei zaken in elkaar grijpen.
Over de dienstverlening en de prijzen in
de horecabedrijven hoeft op deze plaats
niet al te veel meer uitgewijd te worden.
Over narrige obers en schrikbarend dure
consumpties zijn de afgelopen tijd al ge
noeg generaliserende opmerkingen ge
maakt. Men kan hooguit in het alge
meen constateren dat het beeld van het
vriendelijke, tolerante, Nederlandse
volkje niet meer helemaal klopt, sinds
we er ook als landgenoten onder elkaar
niet vriendelijker op geworden zijn. En
voorts dat de horecabedrijven gezien de
recente gegevens van de Economische
Controledienst bepaald niet vooropgelo
pen hebben met prijsmatiging. Integen
deel, de prijzen in deze sector stegen in
1978 3,5 meer dan Economische Za
ken had toegestaan.
Ten slotte willen we nog even terug
naar de nota met voorstellen. Het feit
dat men er kritiek op heeft, betekent
nog niet dat ze niet bruikbaar is. We
mogen van Hazekamp niet verwachten
dat hij alleen voor eens en voor altijd de
wegen kan aangeven die we met het
Nederlands toerisme moeten inslaan.
We moeten ons realiseren dat veel van
wat er in de nota staat de neerslag is
van recente contacten van Hazekamp
met het toeristische bedrijfsleven en
met tal van toeristische organisaties.
Dus, zo er al kritiek is op Hazekamp, dan
dient een groot deel daarvan terug te
slaan op deze beide sectoren uit de
maatschappij.
Nu de staatssecretaris de eerste stap
heeft gedaan de knelpunten in de Ne
derlandse toeristenindustrie aan te ge
ven, zijn bedrijfsleven en toeristische
organisaties het aan hun eer verplicht
op korte termijn te komen met voorstel
len die hout snijden. Want hoe relative
rend men ook kan staan tegenover de
negatieve toeristenbalans in het licht
van onze totale economische positie,
niet ontkend kan worden dat deze er
aanzienlijk comfortabeler op wordt.