achter de naamsverandering schuilging
en die vanzelfsprekend verband hield
met de grote veranderingen die de
banken in die tijd hebben vertoond. Is
de 'winst' van de directeur nu 'verlies'
geweest voor het Bestuur of de Raad
van Toezicht? 'Zo mogen we het niet
stellen,' zegt Reintjes. 'Het is eerder zo,
dat er ruimte kwam voor een eigen
verantwoordelijkheid van de directeur,
terwijl daarnaast alle ruimte bleef voor
een 'hogere'
beleidsverantwoordelijkheid van de
beheersorganen. Per bank is de
onderlinge verhouding nog wel eens
verschillend: je hebt nu eenmaal sterke
directeuren met een minder sterk
bestuur en omgekeerd. Dan kan de een
boven de ander domineren. Met een
sterk bestuur én een sterke directeur is
de bank het best gediend.'
We gaan nog even door op de
'directeur' en komen aan een punt dat
Reintjes altijd erg ter harte is gegaan.
De stroom van vernieuwingen,
uitbreidingen, fusies, andere
werkmethoden enz. enz. vergden heel
veel van de elasticiteit van de dagelijkse
leiding van onze banken. Dat kan,
afhankelijk van de persoon van de
directeur, het voor deze wel eens
moeilijk maken. Reintjes zegt heel
openhartig: 'een van de ergste dingen,
die ik in mijn 25 jaar heb ervaren, is mijn
gebrek om werk door anderen te
kunnen laten doen, zeg maar het
delegeren. Je meent het zelf beter te
kunnen I En dat delegeren, dat moest ik
leren. Als je zover bent, ben je vaak over
veel problemen heen. Ik denk dat alle
mensen, die ik nu op kantoor heb, een
betere theoretische opleiding hebben
gehad dan ik had toen ik begon. Toch
heb ik er geen moeite mee hier de leider
te blijven, omdat ik de verantwoording
blijf dragen voor wat zij doen. Het is
jammer, dat te veel collega's, die zulke
of andere moeilijkheden hebben,
daarover zo moeilijk met anderen
praten, ledereen heeft zijn goede en
kwade dagen, maar er zijn te weinig
mensen die daar frank en vrij over
durven praten. Al te vaak wordt er
'opgepot' tot ze er zelf niet meer
uitkomen. Ik vind ook dat onze mensen
in zulke gevallen te laat naar hun VDR
stappen: dat moeten we doen als we de
bui zien aankomen en niet wachten tot
we helemaal in de bui zitten. We
kunnen elkaar enorm helpen in zulke
situaties.'
Van onderuit én van bovenaf, maar
geen gouden schaaltje
De verhouding tussen aangesloten
banken en centrale bank, het samenspel
tussen beide; daarover heeft Reintjes,
als we hem er naar vragen, toch wel een
paar goede dingen te zeggen. 'In de
rustige - nou ja - tijd vóór de fusie
waren de Eindhovense verhoudingen
beslist goed. Daarna kregen we een tijd
van kritieke opstellingen en pregnante
uitspraken en dat leidde ertoe dat de
verhoudingen wel eens wat vertroebeld
zijn geweest. Op de laatste algemene
vergadering zei dr. Verhage me, dat hij
gemerkt had dat het tussen enerzijds de
aangesloten banken en met name ook
de VDR en anderzijds de centrale bank
de laatste jaren aanzienlijk beter is
komen te liggen. Ik was erg blij dat van
hem te horen en hij had gelijk.
Dat wil niet zeggen, datje nu op alles
gerust behoeft te zijn. Onze organisatie
is wel erg groot geworden en ik ben er
soms beducht voor dat ze van onderuit
wat onbestuurbaar is. Dat is ook het
dilemma dat de Hoofddirectie en de
Raad van Beheer zullen kennen. Zij
moeten beslist snel en adequaat kunnen
reageren op allerhand zich wijzigende
omstandigheden. Anderzijds moeten ze
ook de invloed van onderuit, dat wil
zeggen onze coöperatieve organisatie,
de achterban, tot zijn recht laren komen.
Maar ik zie ook niet hoe dat veel anders
kan dan het nu is. Eerlijk gezegd vind ik
Inspectie last en lust
Uit een verslag van de op
13 juli 1959 gehouden
kassiersvergadering van
de kring Venray, dat
Reintjes ons liet zien: 'De
Inspectie werd aan een
kritische beschouwing
onderworpen. Algemeen
vond men het jammer
dat de gemoedelijkheid
van jaren geleden groten
deels is verdwenen.
het tegenwoordig beslist niet zo gek,
eigenlijk erg goed zelfs. Wij moeten als
banken ook goed inzien dat de centrale
bank in de eerste plaats er is voor het
belang van de hele organisatie en niet
om in de eerste plaats naar het belang
van afzonderlijke aangesloten banken te
kijken. Ik denk ook niet dat de doorsnee
directeur zich beknot voelt door de
richtlijnen van de centrale bank. Als hij
meent te weinig speelruimte te hebben
zal dat eerder het gevolg zijn van het
feit, dat hij plaatselijk een dominerend
bestuur boven zich heeft staan.'
Reintjes knikt instemmend, als we
zeggen dat het aardige van onze
organisatie ook is, dat geen bank gelijk
is aan de andere. 'Ja, dat is heel
interessant. Je kunt die onderlinge
verhoudingen ook niet op een gouden
schaaltje afwegen, al moet het geheel
wel binnen een soort structuurschema
passen: het bestuur bestuurt en de
directeur leidt het bedrijf.
Daarbinnen moet ieder zijn vrijheid
houden. Dat is wat de VDR voorstaat. Ik
meen, dat het ook goed functioneert en
dat organisatie en centrale bank in dit
opzicht ook veel baat van de VDR gehad
heeft. Ook de VDR heeft er toch niet
onaanzienlijk toe bijgedragen, dat onze
groei, die we overal meemaakten, geen
wildgroei is geworden I
Er is vroeger wel eens gevreesd, dat de
VDR onrust zou zaaien. Dat is
ongegrond gebleken. Ik kan me nog wel
voorstellen, dat onder de beheerders
van de aangesloten banken hier en daar
misschien eenzelfde soort vrees leeft
ten aanzien van de VPR. Toch zou dat
naar mijn gevoelen volkomen ten
onrechte zijn, zeker als ik kijk naar de
VPR zoals die op het ogenblik
functioneert.'
Reintjes zelf prijst zich gelukkig met een
erg 'tolerant' bestuur. Anders zou hij
ook niet zijn voorzitterschap van de VDR
kunnen vervullen. Zijn laatste woord is
echter dat van de plaatselijke directeur:
zonder goede, gemotiveerde mede
werkers op kantoor - en die heb ik - zou
het ook niet kunnen!
Wij gunnen Reintjes van harte een
bleem te dokteren, toen
ineens een van de colle
ga's heel nuchter de op
merking maakte: 'Wij
hebben bij ons altijd een
prettige inspectie, en ik
meen dat mijn aardige
assistente daar een grote
rol in speelt.'
mooie jubileumviering. Hij zelf voelt zich
met zijn 54 jaar 'nog een beetje te jong
om zich tot de categorie van de ouderen
te rekenen.' Hij wil de loopbaan ook
graag tot zijn 65ste volhouden. Veel
succes ermee gewenst. Moge in ieder
geval de geplande na-jubileum-reis naar
het zuidelijk halfrond voor hem én zijn
echtgenote een fijne onderbreking zijn.
We zijn blij als de inspec
tie beëindigd is en de
laatste handdruk gaat
meestal vergezeld van
een diepe zucht.
We proberen den Inspec
teur de schuld te geven
van soms minder prettige
dagen en komen pas la
ter tot de ontdekking, dat
de oorzaak bij ons zelf
lag.'
We zaten aan dit pro-