reintjes vanzelfsprekendheid. En gelukkig, hier kun je nog eens een praatje maken met de mensen aan de balie, vooral op de vrijdagavond-zitting.' Hij praat er zonder ophef over, maar het is toch maar Reintjes geweest die de gezonde groei van zijn bank heeft meegemaakt en meebewerkt. Toen hij 25 jaar geleden begon was het een éénmansbankje. 'Mijn eerste hulp op kantoor kreeg ik in november 1955. Voor 3 halve dagen in de week. Het bestuur stelde de beloning voor de hulp vast op 1 gulden per uur en dat bedrag werd op mijn salaris gekort! Ik vond dit maar een grove onrechtvaardigheid, maar je kon er niets aan doen. Zelfs een beroep op de centrale bank haalde niets uit; die kon zich niet bezighouden met wat tot de bevoegdheden van het bestuur behoorde. Zulke toestanden heb je gelukkig allang niet meer, de meeste jongere collega's hebben er ook geen weet van. Voor hen zijn heel veel dingen vanzelfsprekend, maar wij moesten er soms voor boksen om ze te krijgen. Overigens, laten we redelijk blijven. Onze organisatie heeft zich over het algemeen altijd erg maatschappelijk en sociaal gedragen. Soms mochten we dan wat achter lopen, met name op het terrein van de secundaire voorwaarden, maar we kwamen telkens weer aardig mee in de pas. Dat is zeker tegenwoordig het geval.' Je eigen naad naaien Terugkijkend op die 25 jaren, bekent Reintjes dat hij er wel eens over gedacht heeft naar een andere, grotere bank te solliciteren. 'Ze hebben me er ook wel eens voor gepolst, maar ik heb het zeer bewust niet gewild. Kijk, een grote(re) bank vraagt een andere aanpak, je kunt als directeur niet meer je volle aandacht aan iedereen geven, je krijgt een 'onpersoonlijker' taak. Op zichzelf is dat prima, maar mij zou dat niet liggen. Daarom zit ik hier en daarom blijf ik hier. Ik voel me hier eenvoudig 'happy', op mijn plaats.' Ongemerkt, zo gaat dat bij Reintjes, komen we in ons gesprek toch buiten zijn eigen bank terecht. Dat mag ook best, want al zou hij ook zonder dat wel zijn 25-jarig directeursjubileum bereikt hebben, we mogen niet uitvlakken dat hij al vóór de grote fusie voorzitter van de Eindhovense Kassiersvereniging was en nu al drie jaar voorzitter is van de VDR. Is Reintjes daar de geknipte voor, juist omdat hij een samenbindende, katalyserende figuur is te midden van een gezelschap van 1200 mensen, dat toch wel heel uiteenlopende - in omvang en in problemen - banken leidt? Wij denken het, Reintjes zelf gaat er echter niet op in als we het zeggen. Natuurlijk, hij weet ook best, dat er tegenwoordig in de directeursfunctie per bank veel meer verschil bestaat dan in de kassiersfunctie van 25 jaar geleden. 'Maar,' zegt hij, 'in de VDR is de sfeer bijzonder goed. We verschillen vaak zeer pittig van mening, maar bepraten het heel open en fris van de lever. Na zo'n vergadering is het sans rancune. Uiteindelijk zijn het allemaal gewone mensen, die hun problemen hebben, zoals ik de mijne. Natuurlijk kun je niet altijd uit eigen ervaring over de problemen meepraten, technische dingen bijvoorbeeld die vooral voor bepaalde banken klemmen, maar als je je er op jouw manier wat indringend mee bezighoudt, kun je vaak een zuiverder kijk krijgen, dan iemand die er middenin zit. Als voorzitter moet je op een gegeven ogenblik toch 'je eigen naad naaien'. Onze vereniging is er niet alleen voor de grote en niet alleen voor de kleine banken en ook niet alleen voor alles wat er tussenin zit. Ze is voor alle leden en dat zijn ménsen. Mensen, die zich niet De ouwe tijd Zo'n kleine 20 jaar gele den hadden ook de kas siers van onze banken hun woningproblemen. Er was een kassier, die de bel aanbond door een in gezonden stuk voor Maandelijkse Mededelin gen, het blad van de Eindhovense Centrale Bank, te schrijven. Hij stelde voor om in het voetspoor van vele ande re bedrijven voor de me dewerkers van de boe renleenbanken een soort regeling te treffen waar door ze zelf op gunstige voorwaarden een eigen woning kunnen bouwen of kopen. Zijn suggestie is nooit ge publiceerd. De centrale bank meende, dat het slechts van belang was beschouwen als een vereniging van werkgevers, maar die, al zijn ze zelf ook werknemers, zich ervan bewust zijn dat ze leiding geven aan een bedrijf en daar verantwoordelijk voor zijnleder van ons heeft zijn eigen specifieke problemen, je kunt als voorzitter het ook niet altijd iedereen naar de zin maken. Daar ben ik ook zeker niet op uit, eenvoudig omdat dat niet kan. Je moet je eigen mening volgen: zelfs een meerderheid heeft niet altijd gelijk! Maar het is voor mij en mijn collega's wel altijd 'de zaak' van onze organisatie waarom het gaat. Een zaak, die we als onafscheidelijk zien van de mensen, die er leiding aan geven. In het spanningsveld Uit die visie komt het karakter van de VDR al naar voren. Reintjes vertelt, dat indertijd bij de grote fusie nog ernstig aan de figuur van een 'drieluik' is gedacht: een soort grote vereniging in federatief verband van directeuren, personeel centrale bank en personeel aangesloten banken. 'Je zou dan onherroepelijk bij een vakbond terecht gekomen zijn en daar was op dat moment helemaal geen behoefte aan. Ik denk, dat we met onze VDR beslist de goede weg gekozen hebben. Directeuren zijn nu eenmaal een groep apart, werknemers ja, maar toch een speciaal soort. Zeker, het bestuur van de bank is hun baas en draagt dus voor alles verantwoordelijkheid, maar de directeur leidt het bedrijf van de bank en vervult in feite de rol van werkgever ten opzichte van de overige personeelsleden. Dat is het dat 'anderen' een woning voor hem dienen te bou wen. Hij vond dat het voordeel 'dicht bij kan toor' van zo'n kassiers woning niet opweegt te gen het nadeel van het 'kantoor aan huis'. En bij pensionering krijgt zo'n kassier de narigheid dat hij ook nog een andere woning moet zoeken. De kassier was Reintjes en zijn briefwisseling ligt net op de grens van die (goede?) ouwe tijd toen we het vanzelfsprekend vonden dat kassier en bank onder hetzelfde dak woonden. spanningsveld waarin een directeur zich continu bevindt.' 'De VPR, de Vereniging van Personeelsleden Rabobanken, moet en kan zich gemakkelijker en geprofileerder op het werknemersplan stellen dan wij. Haar leden zijn werknemers, dat is duidelijk. Zij sukkelen niet met ons dilemma van werkgever/werknemer.' Met dat 'sukkelen' zal het overigens wel meevallen, maar waar is, dat het dilemma 25 jaar geleden in die vorm nauwelijks bestond. De kassier was toen duidelijk werknemer en allengs is zijn positie geëvalueerd tot die van de huidige directeur. Een evolutie, die voor een beperkt aantal kassiers (over andere me dewerkers wordt niet ge sproken): er zijn al meer dan 350 van de 599 aan gesloten banken, die een nieuw gebouw hebben en in nagenoeg alle ge vallen zit daar een kas sierswoning aan vast of bovenop. De centrale bank meende ook dat vele kassiers liever een dienstwoning hebben dan zelf er een te kopen of te bouwen, zelfs als dat laatste met goedko pere kredieten zou kun nen geschieden. De kassier schreef daar op terug, dat hij het (ook sociaal gezien) toch maar een volkomen ongezonde toestand vond, als een werknemer er zonder meer maar van uitgaat,

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 20