Collega Aders wil een aanzet ge ven tot de totstandkoming van een beginselverklaring van de Rabobank. Dat is de strekking van zijn bijdrage over marketing en coöperatieve uitgangspunten. Een aanzet, die bij mij niet aan dovemansoren is gedaan en die zeker ook heel wat anderen onder ons op het denkspoor zal zetten. Dat woord 'beginselverklaring' dook vo rig jaar op. In het oktobernummer schreef ik over de basisideeën, die door de heer Florquin in een beleidsverkla ring voor de algemene vergadering van de Belgische Centrale Raiffeisenkas wa ren uitgedragen. Zij waren bedoeld om het eigene van de Belgische coöperatie ve banken in deze tijd bewust naar vo ren te brengen. Als noordelijke buren herkenden wij ons erin en daar wij grote waarde aan dat eigene hechten, kwam ik ertoe om voor het opstellen van 'een soort beginselverklaring' te pleiten. Behalve Aders, heeft die gedachte blijk baar ook de heer Mertens aangespro ken. Want aan het slot van zijn rede op onze algemene vergadering, waarin hij een aantal dingen naar voren bracht die zijns inziens mede bepalend zijn voor het karakter van onze organisatie, meende Mertens dat we toch maar eens terdege moeten gaan denken 'over de wenselijkheid om tot een gezamen lijke verklaring te komen, die onze iden titeit in eigentijdse bewoordingen dui delijk naar voren brengt'. Dat wist Aders nog niet toen hij zijn stuk overdacht en schreef, maar zijn publikatie nu is er te meer welkom en actueel door gewor den. Over het motief om tot zo'n ver klaring te komen, zal weinig mis verstand bestaan. Wij zijn coöpe ratieve banken, met een eigen wor dingsgeschiedenis, een eigen doelstel ling, werkwijze en plaats in de samenle ving. We kunnen dat vooral met behulp van overgeleverde inzichten en termen uitvoerig uitleggen en becommentarise- ren. Maar we voelen in deze tijd tegelijk al meer het gemis aan een korte, krach tige samenvatting die de hoofdpunten van het coöperatieve-bank-zijn nu eens zo weergeeft, dat ze zich voor ieder in klare bewoordingen duidelijk vertoont. Dat zou in een beginselverklaring, een 'manifest' kunnen gebeuren, waarin onze organisatie openbaar bekend maakt, wat zij is en waarvoor zij staat. De kunst is de goede vorm en inhoud te treffen: beknopt en het wezen rakend. Er hoeven heus geen tijdloze dogma's verkondigd te worden, wat trouwens onze pretenties en krachten te boven zou gaan, maar wel is het geboden om zonder hoogdravendheid in eenvoudige bewoordingen de uitgangspunten uit te dragen die wij bij het begin van de 80-er jaren voor onszelf kenmerkend achten. Die uitgangspunten zijn ook wat anders dan een pasklare gedragscode; daar voor zijn ze te weinig gedetailleerd. Maar onze gedragingen moeten wel de toets van die uitgangspunten kunnen doorstaan. Een toets die wij zelf en ook anderen zullen kunnen aanleggen. Aders geeft goed materiaal voor de discussie over zo 'n verklaring. Als we die verklaring straks mochten krijgen, zullen we de kern van het door Aders aangedragen bouwma teriaal er zeker in terug moeten vinden. Als je Aders aandachtig doorleest, zie je ook heel duidelijk, dat zo'n verklaring niet maar een vrijblijvende verzameling van mooie frasen zal zijn. Ik vermoed, dat er nogal wat onder ons zijn die den ken 'wat koop je ervoor, wat maakt het nou helemaal uit'. Aders, uit eigen erva ring met de marketing sprekend, geeft daarop antwoord: het maakt heel veel uit welk uitgangspunt je kiest. Lees maar wat hij schrijft over bijvoorbeeld hardselling en overkreditering: het is be neden het niveau van een coöperatieve bank om bij de cliënt geforceerd be hoeften te wekken. Dit volgt recht streeks uit de eerste door hem gegeven richtlijnen voor het coöperatieve marke ting. Het zou - en daar doe ik dan de stap naar de beginselverklaring - ook logisch uit die verklaring afgeleid moe ten kunnen worden. Aders geeft nog geen proeve van zo'n concrete verkla ring, maar al zijn acht richtlijnen zie ik in de toekomst als steunend op, voortko mend uit de samenvatting van onze be ginselen. Aders heeft als invalshoek de coöperatieve marketing. Niets op tegen, hij vindt er voortreffelijk bouwmateriaal. Maar het is een deelter rein. Eigenlijk is het ook niet juist, al thans onvolledig, als Aders in het begin van zijn artikel schrijft dat zo'n beginsel verklaring de normen bevat, waaraan de onderneming zich zal houden bij haar marktoptreden. Ja, ook dat, maar er is mijns inziens naast de marketing veel meer, waaraan we kunnen denken. Ik noem maar willekeurig een paar vrij ac tuele onderwerpen: onze organisatori sche verhoudingen, de plaats van de medewerkers, de visie op de winst en reservering, de maatschappelijke ver antwoordelijkheid in de breedste zin met het kardinale accentverschil tussen dienen en streven naar een machtige positie. Ik wil maar zeggen, dat Aders voortreffelijk zijn eigen akkers voorge- ploegd heeft, maar dat we naar een bre dere en algemenere verklaring toe moe ten. Alle Rabobankverschijnselen die nen zoveel mogelijk in de verklaring een 'beginselhouvast' te kunnen vinden. Gemakkelijk zal dat niet zijn, maar ik ben er al meer van overtuigd, dat het de moeite waard is om ervoor in te span nen. Laat er onder ons maar eens over gedacht, gepraat of geschreven worden. De 'stamgeest', die Aders ten tonele voert, is in onze kring nog sterk aanwe zig. Dat is belangrijk, want zo'n 'begin selverklaring' heeft alleen zin, als wij er gezamenlijk, dus alle banken en centrale bank, achter staan. Akkoord met Aders: het gaat niet om een geheel nieuwe identiteit, maar mijn opschrift 'herbronning' van vorig jaar betekent ook: je bronnen opnieuw te la ten opwellen! JRH

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 9