wat ons bezighoudt^]
wob
2
I
WAAROM WIJ TOT VERHOGING
VAN DE SPAARGELDRENTE
BESLOTEN
Per 1 juli is door de centrale bank een
nieuw renteadvies aan onze aangeslo
ten banken gegeven, waarnaar deze
hun tarieven met ingang van die datum
kunnen vaststellen. Opmerkelijk in dit
advies is de verhoging met Vi van de
tarieven voor de spaarvormen met een
wijzigbare rente en een opvangtermijn
tot hoogstens twee jaar. De belangrijk
ste van deze categorie spaarvormen is
de direct opvraagbare spaarrekening.
In onze gedachtengang heeft met name
het belang van de kleine, trouwe spaar
der een rol gespeeld. Deze spaarders
hebben bij onze banken een bestand
van zo'n 16 miljard aan direct opvraag
bare spaargelden en hun belang dreigde
langzamerhand te schraal bedeeld te
worden. Tussen de tariefsontwikkeling
voor uitleningen en die voor de midde
len, waarmee deze worden gefinan
cierd, bestaat immers een relatie. Zo
zijn, toen gedurende het eerste halfjaar
van 1979 de rente over uitleningen ge
leidelijk steeg - hoge tarieven voor
nieuwe leningen - ook reeds hoge tarie
ven voor vaste-termijnspaarvormen tot
stand gekomen. Het renteadvies per 1
juli bracht opnieuw een verhoging voor
uitleningen, ditmaal ook voor bestaande
leningen.
Wij hebben gemeend, dat deze keer ook
de 'gewone' spaarders moesten delen in
de hogere renteopbrengsten die uit die
laatste tariefsverhogingen voor uitlenin
gen voortvloeiden. De tegoeden op de
door hen gebezigde spaarvormen ma
ken de basis van ons middelenreservoir
uit. Met name de spaarders van direct
opvraagbare spaargelden en van de op
zegtermijntegoeden mogen verwachten
dat zij, in aanmerking nemende de over
eengekomen beschikkingsmogelijkheid
van hun spaarvorm, een rentevergoe
ding krijgen, die in overeenstemming is
met de marktomstandigheden. Het zou
toch ook niet billijk zijn, als zo'n spaar
der alleen maar een betere renteop
brengst zou kunnen krijgen door een
spaarvorm te kiezen, die de beschik
baarheid over zijn tegoed meer beperkt
dan hij zelf wil. Vooropgesteld natuur
lijk, dat de marktomstandigheden zelf
reeds een hoger tarief verantwoord ma
ken.
Dit laatste was naar onze mening per 1
juli het geval.
Schommelingen in de spaarrentetarie-
ven plegen zelden wilde vormen aan te
nemen. Verhogingen en verlagingen
moeten dan ook steeds bezien worden
in het licht van de verwachtingen van de
marktontwikkeling van de rente in de
toekomst. Zijn er vrij sterke aanwijzin
gen, dat op korte termijn een beteke
nende rentedaling zou optreden, dan
zou dit op z'n minst tot enige terughou
dendheid bij een bank moeten leiden
eer zij tot verhoging van de spaarrente
besluit. Zodanige aanwijzingen waren er
in het geval van de onderhavige verho
ging niet of nauwelijks.
De recente verhoging zal in het bijzon
der de trouwe spaarders van onze ban
ken bevestigen dat hun vertrouwen op
het ontvangen van een aan de markt
omstandigheden aangespaste rentever
hoging gegrond is.
SCEPSIS
De laatste, officiële ramingen van het
Centraal Planbureau, gepubliceerd in
het Centraal Plan 1980, werden aanvan
kelijk met de nodige scepsis bezien.
Vooral de prognoses van de export-,
loon- en prijsontwikkeling stonden aan
kritiek bloot. Eerlijkheidshalve moet ge
zegd worden dat het Centraal Planbu
reau zelf ook de nodige slagen om de
arm hield.
Nu 1979 voor ruim de helft alweer his
torie is, is het mogelijk de diverse voor
spellingen aan een nadere beschouwing
te onderwerpen. Hierbij worden we,
naast onze eigen inzichten, gerugge-
steund door het onlangs verschenen
kwartaalbericht van De Nederlandsche
Bank en het recente halfjaarverslag van
de Organisatie van Economische Sa
menwerking en Ontwikkeling (OESO) in
Parijs.