oneigenlijk
gebruik
van bv's
J tÜ
In het novembernummer van 1977 en
het aprilnummer van 1978 is door mij
ingegaan op de in de wetgeving en
rechtspraak gesignaleerde tendens
om door rechtspersonen heen te kij
ken. Daarbij heb ik gewezen op de po
gingen van onze overheid om maatre
gelen te treffen ter bescherming van
crediteuren.
De problematiek die in dit artikel aan
de orde komt. sluit daar erg nauw bij
aan.
Bij de woorden oneigenlijk gebruik van
BV's zal de een denken aan het gebruik
maken van de BV om het progressieve
inkomstenbelastingtarief te ontlopen,
de ander aan het profijt trekken van de
sociale verzekeringswetten als directeur
van de BV, of aan het afwentelen van
het ondernemersrisico op anderen.
Minder naar voren gekomen is echter
een ander gebruik van de BV, namelijk
het ontkomen aan de ondernemings
wetgeving door splitsing van de onder
neming in aparte besloten vennoot
schappen om zo buiten de werking van
een eventueel op komst zijnde regeling
van de vermogensaanwasdeling te val
len en voorts het ontgaan van de Struc
tuurwetgeving. Ook in dit artikel zal op
deze twee laatste vormen van wat vaak
genoemd wordt 'oneigenlijk gebruik van
de BV' niet dieper worden ingegaan en
wel omdat in dit korte bestek geen dui
delijk beeld van deze ingewikkelde ma
terie gegeven kan worden. De andere
vormen zal ik wel aan de orde stellen.
Vennootschapsbelasting
Wat de fiscale kant betreft verdient ver
melding, dat over de winsten van de BV
evenals over die van de NV vennoot
schapsbelasting geheven wordt. Het ta
rief van de vennootschapsbelasting is
proportioneel. Bij hoge winsten is het
tarief derhalve niet of nauwelijks hoger
dan bij lage winsten. Het inkomstenbe
lastingtarief geldt zowel voor degene,
die een eenmanszaak heeft als voor
hem, die als natuurlijke persoon in een
bepaald samenwerkingsverband dat
geen rechtspersoonlijkheid bezit, zoals
een maatschap, met anderen samen
werkt. Dit tarief is sterk progressief.
Voor de eerste schijf is het tarief 20
en voor de laatste schijf 72 Dit fiscale
verschil is voor vele zelfstandigen met
hoge belastbare inkomens aanleiding
geweest, de BV-vorm te kiezen. De be
lastingbesparing werd door de overheid
niet beoogd, toen zij de BV-vorm des
tijds in het leven riep. Het feit, dat deze
belastingbesparing door de overheid
niet was bedoeld, bestempelt het echter
nog niet tot misbruik. Dat de overheid
deze omzetting in BV's niet verwerpelijk
acht, blijkt o.a. uit het feit, dat zij reeds
sinds jaren, de overdracht van de zelf
standige ondernemingen aan een BV
fiscaal gemakkelijk heeft gemaakt (zoals
geruisloze inbreng).
Werknemersverzekeringen
Ten aanzien van het ook op directeuren
van BV's - zelfs indien zij alle aandelen
van de BV bezitten - van toepassing zijn
van de werknemersverzekeringen, de
Ziektewet, WAO, WW, Kinderbijslagwet
Loontrekkenden en Ziekenfondswet is in
het verleden wel kritiek geuit. Omdat
een ondernemer door al dan niet oprich
ten van een BV en vervolgens het in
dienst treden bij deze BV zelf kan bepa
len of hij onder de werknemersverzeke
ringen valt, kan niet ontkend worden,
dat in deze kring meer selectie plaats
vindt dan bij andere verzekerden op
grond van de werknemersverzekerin
gen. Een jonge ondernemer zal in het al
gemeen minder snel geneigd zijn we
gens de daaraan verbonden sociale ze
kerheid een BV op te richten dan een
oudere ondernemer, die immers meer
het risico van arbeidsongeschiktheid
loopt. Hierbij is wel van belang te stel
len dat 'brandende schepen niet verze
kerd worden'. De bedrijfsvereniging is
bevoegd de uitkering geheel of ten dele
te weigeren indien de ongeschiktheid
tot werken reeds bestond bij het in
diensttreden van de BV en ook indien de
arbeidsongeschiktheid is ingetreden
binnen een half jaar na het in dienst tre
den van de BV en de gezondheidstoe
stand bij het in dienst treden dit op kor
te termijn arbeidsongeschikt worden
moest doen verwachten.
Ten aanzien van de Werkloosheidswet
geldt voorts, dat directeuren van BV's
net als andere werknemers onvrijwillig
werkloos moeten zijn om voor een uit
kering in aanmerking te komen.
Oneigenlijk gebruik
Uit Bestek '81 blijkt dat het kabinet
overweegt het gebruik van de werkne
mersverzekeringen door directeuren van
BV's met een meerderheidsbelang, dat
zij als oneigenlijk gebruik aangemerkt,
onmogelijk te maken. Dan zullen blij
kens Bestek '81 de werknemersverzeke
ringen zodanig worden herzien, dat deze
directeuren er niet meer onder vallen.
De Raad voor het Midden- en Kleinbe
drijf heeft zich tegen deze plannen ver
zet en acht opheffing van de premie
plicht voor deze directeuren in strijd met
de maatschappelijke ontwikkeling, die
duidelijk tendeert in de richting van ver
ruiming van de kring van verzekerden.
Ondernemers risico
Vervolgens iets over het afwentelen van
het ondernemersrisico op anderen. Aan
gezien de BV rechtspersoon is, hebben
de ondememingscrediteuren in beginsel
geen verhaal op het privévermogen van
de directeur-grootaandeelhouder. Dit is
vaak een belangrijk motief voor oprich
ting van een BV of van meerdere BV's.
Door het oprichten van meerdere BV's
kan de aansprakelijkheid daar worden
gelegd waar de wederpartij het minste
Mevrouw mr. M. J.
A. Schlösser-Laval
tot voor kort
medewerkster
Juridische Zaken
Centrale Bank
verhaal heeft. Het vermogen wordt dan
niet in de BV's gestopt, die financiële
verplichtingen aangaan met derden.
Misbruik van de BV-vorm is met name
gemaakt in de wereld van de frauduleu
ze koppelbazen. Zij kunnen in de aanne-
merij blijkbaar relatief hoge nettolonen
uitkeren en de alsnog te betalen loonbe
lasting en premies door manipulaties
met veelal BV's ontlopen. Thans is een
wetsontwerp in voorbereiding, dat voor
de aannemerswereld de zgn. ketenaan
sprakelijkheid bevat. Het zal inhouden,
dat aannemers hoofdelijk aansprakelijk
zijn voor bepaalde door onderaanne
mers af te dragen premies en belastin
gen.
Een ander belangrijk wetsontwerp is be
doeld voor alle rechtspersonen. Voor
gesteld wordt om de bestuurder van
een rechtspersoon onder bepaalde
voorwaarden hoofdelijk aansprakelijk te
maken voor de door de rechtspersoon
verschuldigde omzetbelasting, loonbe
lasting en sociale verzekeringspremies.
Ook aan bestrijding van het misbruik zal
kunnen bijdragen de voorgestelde wijzi
ging van de Faillissementswet. Daarbij
gaat het om de actio Pauliana, waarmee
schuldeisers de mogelijkheid hebben de
nietigheid in te roepen van alle door de
schuldenaar vóór het faillissement on
verplicht verrichte handelingen, waar
door zij benadeeld zijn. De schuldeiser
zal echter zelf moeten bewijzen dat bij
de schuldenaar en de bevoordeelde de
wetenschap van benadeling bestond.
Gedurende een termijn van veertig da
gen vindt er evenwel omkering van be
wijslast plaats. Indien de handelingen,
waardoor de schuldeisers benadeeld
zijn binnen veertig dagen voor de fail
lietverklaring zijn verricht en de schulde-