aannemers oriënteren zich op europese infrastructuur 10 overcapaciteit dreigt in nederlandse wegenbouw De aannemerswereld in ons land ziet in grote spanning uit naar Prinsjesdag. Op deze derde dinsdag in september zal de regering de miljardennota met beleidsvoornemens voor 1980 bekendmaken. Dan ook zal blijken of het be zuinigingsmes van de regering diep zal insnijden in de bouwuitgaven. Voor de grote vakantie maakten alarmerende berichten melding van een voorne men daartoe. De aannemers zouden dit rampzalig vinden, want de bouw heeft als gevolg van de conjuncturele schommelingen van de afgelopen ja ren toch al flinke veren moeten laten. Slechts met de grootste moeite en ook dank zij miljarden vergende werkgelegenheidsinjecties van de overheid is men erin geslaagd de vooral direct na de oliecrisis van 1973 ingezakte bouwmarkt weer enigszins op te krikken. Westeuropese situatie Maar niet alleen hier had de bouw te lij den. De economisch weinig rooskleu rige situatie had gevolgen voor bouw activiteiten in de meeste Westeuropese landen. Dat was ook de conclusie van de Internationale Europese Aannemers federatie, de Fédération Internationale Européenne de la Construction (FIEC) op haar voorjaarscongres in Venetië. Daar werd het resultaat van een onderzoek bekendgemaakt, dat in elf van de acht tien bij de FIEC aangesloten landen, waaronder ook Nederland met het Alge meen Verbond Bouwbedrijf (AVBB) als aangesloten lid, is gehouden. Daaruit blijkt dat in deze landen de bouwindus- trie bij de economische recessies van de zeventiger jaren als eerste het slachtof fer werd van overheidsmaatregelen om de conjunctuur in te dammen. De FIEC drong daarom bij de regeringen van alle Westeuropese landen aan op bouwpro gramma's op middellange termijn, om zodoende tot meer continuïteit te ko men. 'Een politiek van hollen en stil staan is voor zowel de bouwbedrijven als hun medewerkers funest. Er verdwij nen door deze politiek en dat geldt voor alle achttien Europese landen, die bij de FIEC zijn aangesloten - vele goe de vakmensen, die de bouw voorgoed de rug toekeren', zo heet het in een FIEC-verklaring. Dat dit geen overtrok ken stelling is, blijkt wel uit de Neder landse situatie. In ons land is al jaren een groot gebrek aan geschoolde vak mensen in de bouw. En uit gesprekken met vertegenwoordigers van geweste lijke arbeidsbureaus blijkt wel dat de grote bouwwerkloosheid van enkele ja ren geleden een rem is geweest bij het aantrekken van vaklieden. Een groot aantal bouwvakkers was teleurgesteld over het feit dat de toekomst niet bleek te brengen wat men zich daarvan had voorgesteld. De Europese aannemers willen daar graag iets aan doen. Zij zijn bereid krachtige pogingen te onderne men om jongeren voor de bouw op te leiden en om- en bijscholingsprogram ma's op te zetten om zo nieuwe mensen voor de bouw te interesseren. Maar de liefde kan niet van één kant komen. De respectievelijke overheden zullen deze initiatieven financieel moeten onder steunen. Europese infrastructuur Dat geldt ook voor de pogingen van de aannemers om de capaciteit in de bouwindustrie, welke in de onderschei den landen niet optimaal wordt benut, via internationale samenwerking beter aan te wenden, zodat per saldo zowel de continuïteit van het bouwbedrijf als de werkgelegenheid gediend wordt. Binnen de Europese Gemeenschappen zijn inmiddels enkele stappen gezet om daar iets aan te doen. In de EG zijn 124 000 bouwbedrijven aangesloten bij in de FIEC verenigde aannemersfedera ties. Zij hebben meer dan 7 miljoen me dewerkers in dienst. De bouwindustrie is daarmee binnen de EG de grootste werkgever. De capaciteit van deze bouwbedrijven wordt echter slechts voor 60 procent benut. Vandaar dat bin nen de EG nu pogingen in het werk wor den gesteld om tot een Europees beleid te komen dat moet uitmonden in een supranationale investeringspolitiek. Op infra-structureel terrein begint deze ge meenschappelijke investeringspolitiek nu enigszins gestalte te krijgen. Vanuit de Europese Commissie in Brussel is daartoe onlangs nog een impuls gege ven. 'Ortoli-potje' De Commissie stelde na goedkeuring van de Raad van Ministers eind vorig jaar een bedrag ter beschikking van één miljard Europese rekeneenheden (circa 2,7 miljard gulden) dat bedoeld is voor de financiering van energie- en infra structurele projecten en voor industriële herstructurering. Verwacht wordt dat vooral de vervoersinfrastructuur royaal uit deze pot zal profiteren. De vice-voor- zitter van de Europese Commissie, de Italiaan Ortoli, vond dat voor een beroep op dit 'potje' van de Europese Commis sie, dat naar hem de 'Ortoli-faciliteit' is genoemd, aan de volgende selectiecrite ria moet worden voldaan: de te finan cieren projecten moeten betrekking hebben op het wegwerken van bestaan de of voorzienbare knelpunten in het verkeer tussen de lidstaten van de Euro pese Gemeenschap; ze moeten bijdra gen aan de ontsluiting of ontwikkeling van voor de Gemeenschap belangrijke regio's en ze moeten ten slotte bijdra gen aan de versterking van de tran sportwegen naar de landen die op de nominatie staan om tot de EG te wor den toegelaten. Deze criteria zijn bij uitstek van toepas sing op projecten als de Kanaaltunnel tussen Engeland en Frankrijk, de uitbrei ding van het vervoersnet in de noor delijke en zuidelijke regio's van de Euro pese Gemeenschap en aan de verbete ring van de verbindingen over de Alpen. Daarnaast zijn er nog omvangrijke pro jecten op het gebied van de energie voorziening en het milieu, zoals de grote schoonmaak van de Rijn, dat een ty-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 12