keijser: richtinggever op historische tweesprong SWij zijn nogal huiverig voor persoonsverheerlijking. De coöperatieve inslag weerhoudt je ervan. De in mei overleden oud-directeur van de vroegere Utrechtse Centrale Raiffeisen-Bank, ir. J. S. Keijser zag het precies zo. Hij citeerde me eens de oude Bismarck: 'Mijn capaciteiten om anderen te bewonderen zijn maar matig ontwikkeld.' Een zelfkennis, die ook Keijser in ruime mate bezat en die hij ook in anderen waardeerde wanneer het zijn eigen capaciteiten betrof. Toch haal ik hier Keijser naar voren, ruim twaalf en een half jaar na zijn pensionering als directeur. Zeker, hij was een opmerkelijk man, scherp van intellect, scherp en tegelijk mild in zijn humor, oprecht en zonder franje in zijn optreden. Vooral een man, die ons door zijn warmte inspireerde, van wie je visie op de toekomst kreeg, een man bij wie je telkens iets bespeurde van dat onbereikbare, dat we wijsheid noemen. Een tikkeltje eigen-wijsheid liep er ook door, maar dat werkte bij hem als het zout en peper bij de maaltijd. Keijser kon het zo lekker zeggen: met een soort inwendig plezier. Maar er is meer. In onze meer dan 80-jarige geschiedenis is Keijser een van die mannen geweest, die persoonlijk een beslissende invloed op onze toekomst had. Het is niet overdreven te stellen, dat zonder hem onze huidige Rabobankorganisatie er niet geweest zou zijn, althans er heel anders zou hebben uitgezien. Hij was wel niet een van onze grondleggers, maar toch een van de voornaamste architecten, die de ingrijpende verbouwing plande en uitvoerde, die zes jaar na zijn pensionering de grote Rabobankfusie mogelijk maakte. Ook mr. Ph. C. M. van Campen, die in Keijsers jaren directeur van de Eindhovense centrale bank was, zie ik als zo'n architect. Mannen, die op beslissende punten een nieuwe koers hebben uitgezet. Anders dan Van Campen, heeft Keijser niet meer aan de fusie mee kunnen werken. Ik denk zelfs, dat hij daar in zijn tijd nog niet serieus rekening mee hield. Bij zijn afscheid in 1966 zei hij tegen Bakx, die hem namens Eindhoven toesprak: 'Mocht onze fantasie nog eens een oplossing weten te vinden voor de onvolkomenheden, die hier en daar plaatselijke verhoudingen (tussen Eindhovense en Utrechtse banken) aankleuren, dan zouden we dicht bij de ideale toestand komen.' Zes jaar later heeft de fantasie het ideaal van Keijser nog overtroffen! Maar Keijser had zijn idealen en zijn fantasie! Zie hem in zijn tijd en zie wat hij van onze banken in die tijd heeft gemaakt. Het waren na de oorlog allemaal kleine Boerenleenbanken, die hun kredietbedrijf voornamelijk op de boeren, tuinders en de coöperaties richtten en hun creditsaldi voor het overgrote deel in spaargelden aantrokken. Keijser voelde zich bij ons als een vis in het water, hij was in de eerste plaats een landbouweconoom, die de landbouwproblemen en de landbouwfinanciering als weinigen beheerste. Daar is hij de auctor intellectualis geweest van de doorbraak naar nieuwe financieringsvormen. Keijser 'zag', dat er meer moest kunnen dan alleen maar hypotheek of borgtocht. Hij gaf de eerste stoot tot het instellen van de commissie-Verrijn Stuart, die het rapport Landbouwkrediet uitbracht. Oud-directeur Greven herinnert zich hoe Keijser zijn idee op de stoep van Hotel des Pays Bas in Utrecht aan Van Campen vertelde en hoe dit ten gevolge had dat het coöperatieve landbouwkrediet zich kritisch is gaan doorlichten. Een stap, die enorme gevolgen heeft gehad. Eerst voor de agrarische kredietverlening, maar vervolgens ook voor de niet-agrarische. Het is het keerpunt geweest voor het Van Exponent tot Complement', de titel die prof. De Vries koos voor zijn gedenkboek bij ons 75-jarig bestaan, het keerpunt ook voor de ontwikkeling van sectorale naar algemene bank. Keijser had, net als Van Campen, al 30 jaar geleden door, dat onze bank veel verder kon gaan dan alleen de land- en tuinbouw. Hij stelde zich de vraag 'Quo Vadis?', waar gaan we heen, hij zag de mogelijkheden en wees ons de weg. Onder Keijsers leiding komen ook voor het eerst de fusiebewegingen onder onze banken op gang, de vernieuwing van kantoorgebouwen, vestiging voor bijkantoren. De expansie op allerlei terreinen kreeg vaart. De centrale bank verhuisde van de Kromme Nieuwe Gracht naar de St. Jacobsstraat - wat een enorm gebouw! - de inspectiedienst werd 'geregionaliseerd' in rayoninspecties, we gingen aan assurantiebemiddeling doen, aan opleiding, publiciteit enz. Kortom, we zagen overal de symptomen van wat nu tot volle bloei is gekomen. Ook ons huidige pensioenfonds en zeker de Stichting Steun door Rabobanken hebben hun ontstaan minstens voor de helft aan Keijser te danken. Het geheim van die man? Dat was er niet! Open, eerlijk, nuchter, zonodig recht voor z'n raap, zó was Keijser. Hij wekte eenvoudig vertrouwen door zijn echtheid, die hem openbaarde zoals hij was, met al zijn kennis van zaken, eruditie en invoelend vermogen. Een echtheid, die alleen een wijs man kan bezitten. Daarbij was Keijser een coöperator in de goede ouderwetse betekenis van het woord. Voor de toenmalige Kassiersvereniging, voorloper van de huidige VDR, zei hij het eens als volgt: 'Wij laten ons over en weer niet van de wijs brengen door de vele kleinere en soms grote wijzigingen, die er noodzakelijkerwijs op het aanrakingsviak centrale bank- aangesloten banken optreden en die temperatuurstijgingen met zich meebrengen. Ik meen, dat wij met elkaar ~J organisatorisch en ook menselijk, een verbazingwekkende eenheid zijn.' In zulke woorden herkennen wij elkaar ook nu nog. Is dat de invloed van Keijser?Natuurlijk maar ten dele. Maar ik voor mij ben wel dankbaar, dat ik van de leergang van Keijser ben geweest. Wat je daar leerde, is ook nu nog actueel! JRH

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 9