uit onze historie
Naar het land van de pompeblêden
Terugblikker ontving een prettige brief van de heer D. S. Miedema, die ge
durende 45 jaar kassier was van de Boerenleenbank Ee-Engwierum en ver
heugd is met de bijdragen over 'It HeitelSn, dêr 't de dijk it lan omklammert'
(Het vaderland dat omvat wordt door dijken.) Op zijn aanwijzing is de titel
van het juiste leesteken voorzien en wordt, in correcte spelling, nog eens
overdacht: 'Mei in blier herte kin men it libben oan!' Maar nu écht naar
Sneek, waarover we in het vorige nummer al wat stadshistorie vermeld
den. Eigenlijk wordt dit een verhaal over twee banken te weten over
'Scharnegoutum' en 'Oppenhuizen', maar dat wist u al en u weet ook al dat
inmiddels per 1 januari 1979 'Wieuwerd' van dit tweespan een driespan
heeft gemaakt.
In de laatste decennia van de vorige
eeuw had de Friese greidboer het even
min gemakkelijk als zijn agrarische col
lega's elders in het land. Niet alleen
werd onbeperkt graan ingevoerd uit
Rusland en Amerika, maar ook werd de
Nederlandse zuivel door Denemarken
van de Engelse markten verdreven.
Op deze tegenslagen moest een ant
woord gevonden worden. Dat antwoord
werd gegeven door de coöperaties; óók
door landbouwbanken die vanaf om
streeks 1895 overal in ons land in het le
ven werden geroepen. Reeds in 1898
werd door een zestal bestaande Boe
renleenbanken de centrale bank opge
richt. Niets stond meer de ontwikkeling
van het landbouwkredietwezen in de
weg, waarvan tot 1971 centrale banken
waren gevestigd in Eindhoven en
Utrecht, die in dat jaar samen verder
gingen als 'Coöperatieve Centrale Raif-
feisen Boerenleenbank' met daarbij de
vele aangesloten plaatselijke banken,
verspreid over het gehele land.
Scharnegoutum nóch Oppenhuizen be
hoorden tot de allereersten. In Scharne
goutum werd op initiatief van H. Jongs-
ma, directeur van de Coöperatieve Zui
velfabriek, op 23 december 1914, nadat
vooraf een inleiding was gehouden door
R. Troot uit Kubaard (voorzitter van de
commissie voor landbouwcoöperatie)
de Coöperatieve Boerenleenbank Schar
negoutum en Omstreken opgericht, be
halve door de heer Jongsma, óók door
veehouders en veehandelaars uit Schar
negoutum en Goënga.
Geen postbeambte als kassier
Op de eerste ledenvergadering, die op 3
februari 1915 werd gehouden in het
'Nieuw Tolhuis' te Scharnegoutum wer
den tot bestuursleden gekozen de heren
H. Jongsma, M. Koopman en J. Keulen.
De raad van toezicht bestond uit de he
ren G. Boersma, J. v. d. Zijl en J. Heerin-
ga. De centrale bank werd vertegen
woordigd door de heer G. W. de Jong
uit Leeuwarden, een van de eerste In
specteurs.
De brievengaarder J. Klein wilde best
kassier worden, maar mocht deze
hoogstverantwoordelijke functie niet
aanvaarden op bevel van de Inspecteur
der Posterijen te Leeuwarden. Anderen
voelden niets voor deze betrekking, dus
verklaarde H. Jongsma zich daartoe wel
bereid, al was het alleen maar om de
zaak voortgang te doen hebben.
Heel gastvrij kreeg de prille bank onder
dak in het kantoor van de Zuivelfabriek.
Het werkgebied werd reeds in maart
1915 bestookt met een drukwerkje, ver
spreid in Scharnegoutum, Goënga,
Loënga, Offingawier en IJsbrechtum,
waarin men heel terecht kon schrijven
dat de 'Soliditeit dezer Banken zoo
groot (is) dat nog nimmer een Boeren
leenbank gesprongen was'.
Die soliditeit kan dan wel groot zijn,
maar voor de eerste kredietaanvrage
van f250,- was geen geld genoeg in
kas. Om het gezicht van de bank te be
waren stelde de voorzitter toen maar
f200,- ter beschikking. Het werd alles
wat gemakkelijker toen de centrale
bank aan 'Scharnegoutum' een krediet
van f 10 000,- toestond.
De Minister van Financiën had stevig de
hand op de rijksgeldbuidel; in 1915 kon
het rijk ten minste geen subsidie mis
sen. Die kwam pas in 1916 los.
Kassier was een nuchter en zeer objec
tief man. Het is gebruikelijk dat deze
functionaris de vergadering verlaat,
wanneer zijn salaris ter sprake komt.
Déze kassier zag de noodzaak van het
verdwijnen beslist niet in, om de een
voudige reden dat gesproken gaat wor
den over het werk en niet over de per
soon van deze man. Alhoewel een lid
het daarmee niet eens was en dus niet
aan de beraadslagingen wenste deel te
nemen, bleef kassier in 1918 toch ter
vergadering en kreeg nog salarisverho
ging tot f200,- óók. Op later vergade
ringen ging hij toch maar weg. Mis
schien is het daarom dat zijn salaris
voortdurend groter werd I
Goeie, ouwe tijd
De winst over 1919 bedroeg f520,04.
Op de vraag van een lid of daarover be
lasting betaald moest worden, ant
woordde de kassier ontkennend. Hij
meende dat dit winstje daarvoor niet in
aanmerking kwam. (Wij leefden immers
in die goeie ouwe tijd?)
Omdat de bank zo goed liep vond een
lid het kassierssalaris, gezien het vele
werk en de grote verantwoordelijkheid,
wel een beetje laag. Kassier wilde dat
echter maar zo laten 'omreden zijns in
ziens eerst dient afgewacht te worden
hoe de Bank zich verder ontwikkelt en
bovendien momentelijk alle drukte aan