nieuwe hypotheken gesloten tegen 59 miljard in het voorafgaande jaar. De stij ging van 23 de hieruit blijkt, is min der dan de 32 groei van 1977. Vol gens het CBS zou dit erop kunnen wij zen dat het door De Nederlandsche Bank ingevoerde systeem van recht streekse kredietbeheersing de groei van de kredietexpansie heeft beperkt. Opvallend is volgens het CBS, de ont wikkeling van de hypothecaire leningen, verstrekt door de levensverzekerings maatschappijen en pensioenfondsen. Deze liepen terug met 10 De overige groepen financiële instellin gen daarentegen konden een groei boe ken van tussen de 22 en 33 Hieruit blijkt wel dat het om grote be langen en kapitale cijfers gaat! De bekende bankreclameleuze: 'Kan ik wat voor u doen?' klinkt gastvrij en ge nereus. In feite is echter menig werknemer na een persoonlijke lening danig geketend en in zijn persoonlijke bestedingsvrijheid belemmerd. Door de maatschappelijke ontwikkeling naar bank- en girale betaling is de 'drempelvrees' bij de banken door de werknemers overwonnen. Op zich is dat in het maatschappelijk emancipatieproces positief te waarde ren. Anderzijds is het gevoel van onmacht tegenover de 'goed gehuisveste banken' niet verdwenen. Menig werknemer heeft ten opzichte van de bank een dubbele afhankelijk heid, als cliënt en als financier van zijn werkgelegenheid ad. 2 De werknemer als bedrijfs- genoot Bij de behartiging van de belangen en de regeling van de verhouding tussen de banken als werkgever en de werkne mer als bedrijfsgenoot zijn meerdere personen en instituties betrokken. Die taak komt toe aan: - de onderneming met de plicht om een goed sociaal beleid te voeren. Niet als sluitpost, maar geïntegreerd in het totale beleid: - de ondernemingsraad als 'bedrijfs- parlement' om het beleid te volgen en te meten vanuit de werknemersbelan- gen; - de vakbonden om de arbeidsvoor waarden te regelen, de zeggenschap en het sociaal beleid te begeleiden. Zoals reeds vermeld zijn het de Dien stenbonden (en enkele categorale bon den) die ter zake de vakbeweging res pectievelijk de werknemers vertegen woordigen. ad. 3 De werknemer als deelnemer aan de samenleving Nu komen we op de verhouding tussen het bankwezen en de werknemers als deelgenoten in de samenleving. In hoeverre staat het bankwezen ten dienste van de samenleving? Of is hier sprake van een nieuwe machthebber? Na een agrarisch tijdperk met macht van de landheren en de adel volgde de handel met bankwezen in de Middel eeuwen. De lucratieve handel op het Midden-Oosten, de Levant en later de Oost- en West-Indische Compagnie brachten geld in het laadje en macht in bepaalde handen. De ontdekking van Amerika en de in dustriële revolutie deed ook delen van de macht in andere handen overgaan. De Eerste en Tweede Wereldoorlog hebben aanzienlijke machtsverschuivin gen te zien gegeven. Twee tendenties treden daarbij ook in ons land aan de dag: de toename van de staatsbemoeienis met het economisch leven en de toeneming van de macht van de banken. Het is alsof het handels-, industrieel- en bankkapitaal als in een fusie zijn samen gebald tot een geïntegreerde macht. Maar een macht, die voor de werkne mers en hun vakbeweging ongrijpbaar is en voor een deel haar werk anoniem doet. De indruk bestaat dat de toewij zing van kapitaal steeds minder via de markt plaatsvindt maar steeds meer binnen een aantal met elkaar verbonden ondernemingen. Dat leidt tot een netwerk van banden tussen bedrijven, waarbij informatie en controle op rendementsposities ont staan. In dat proces spelen verzeke ringsmaatschappijen, institutionele be leggers en banken een centrale rol. Wie is niet meer afhankelijk van de 'bancaire functie'?, om professor Rijn vos in deze benadering te betrekken. Is de controle op het maatschappelijk handelen van de bank voldoende? Is er voldoende gedragen beleid, ook ten opzichte van die grote groep werk nemers? Waar wordt geïnvesteerd: - in casino's: - of sociale woningbouw: - of werkgelegenheidsobjecten: - in binnen-of buitenland? Wie beslist of een bedrijf nog langer krediet krijgt? Een vraag mede van belang voor werk nemers en hun werkgelegenheid. In hoeverre kan er sprake zijn van be trokkenheid door werknemers bij het bankwezen? Het geheel komt hem over als 'ingewik keld vakmanschap, mysterieus gedoe van klassieke geldmachten, ongrijpbaar internationaal kapitaal'. Zeggenschap - niet alleen de monetaire controle van de overheid via de Wet op het Bankwezen, maar als maatschappe lijk geweten zal objectiviteit en duide lijkheid dienen. Een bericht in de Volkskrant dd. 30 maart 1979 geeft daartoe een aandui ding. Een vertegenwoordiger van de Unie BLHP - bepaald geen revolutionai re vakbond stelt kritische vragen en wijst op elementen van maatschappe lijke verantwoordelijkheid van de ban ken: 'Is er sprake van kartelvorming? Is er onverantwoorde kredietverleningIs er te grote macht over het overige bedrijfs leven?' Het feit dat zulke vragen worden ge steld moet een vingerwijzing zijn. Het lijkt erop dat de zogenaamde zelf financiering van de industriële onderne mingen in de 70-er jaren wederom is af genomen, terwijl een andere ontwikke ling zich doorzet: het vervagen van de traditionele scheiding tussen handels banken en investeringsbanken. Men zou hier kunnen spreken van zoge naamde kapitaalsgroepen: eenheden van financieringskapitaal waarbinnen één besluitvormingscentrum bestaat, van waaruit allocatie van financiële middelen tot stand wordt gebracht. Het is logisch dat de vakbeweging, bijna dagelijks geconfronteerd met de werk- gelegenheidsgevolgen van deze 'ano nieme' bancaire besluitvorming, steeds indringender vragen zal stellen en on derzoek zal doen naar de samenstelling van dergelijke kapitaalsgroepen, de in ternationale vervlechting ertussen en met name naar de rol van het bankwe zen daarbij. Wellicht dat andere bestuurlijke structu ren de zeggenschap van de samenle ving in het bankwezen meer en beter kunnen garanderen. Gebrek aan visie en eigen initiatief ter zake bij de leiding van de banken zal de vraag om een politieke oplossing - al of niet 'nationalisatie' genoemd - sterker doen worden. De Rabobanken, vanuit de historie een coöperatieve beweging, zal voor het voorgaande pleidooi meer 'open oor' hebben dan andere banken. Althans dat zou men mogen verwachten. Samen sturen - een opgave De bank met het personeel voor de sa menleving en dus ook voor de werk nemers meer dienstbaar maken I 'Sympathie en kritiek' zijn nauw ver want, zegt Rijnvos, en iets verderop: 'bankieren voor een groot deel bestaat uit voorzichtig omgaan met geld en het bancaire succes is in belangrijke mate afhankelijk van de wijze waarop hieraan inhoud gegeven wordt.' Bij de wijze van inhoudgeven zullen de werknemers voor blijvend succes - in en buiten de bank - zinvol betrokken moeten worden. Stel je voor dat nog eens de werknemers vragen aan 'de bank': 'Kan ik iets voor u doen?'

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 33